2015: jaar van het Internet of (silly) Things?
Of we het nu hebben over fysieke producten, diensten of data: langzaam maar zeker werken we toe naar een wereld waarin alles in verbinding staat én data genereert. Met API’s verbinden we deze databronnen en met behulp van ‘linked data’ kan dit alles elkaar begrijpen. Het één kan niet zonder het ander, en vice versa.
Vorig jaar stelden we onszelf de vraag: wordt 2014 het jaar van de connected world? Tijd om een jaar na dato terug te blikken: de belangrijkste ontwikkelingen op een rijtje.
Internet of (silly) things
Waar begin vorig jaar nog gesproken werd over The Internet of Things als een marketingterm of een hype, zijn we dat stadium nu wel voorbij. Een hype is tenslotte een kortstondig iets.
Een trend daarentegen heeft verstrekkende gevolgen, heeft tijd nodig en brengt definitieve verandering met zich mee. Nee, The Internet of Things is niet nieuw. Het heeft een lange aanloop gehad en heeft het afgelopen jaar een sprint genomen. Zo stond het thema centraal op de één na andere digital marketingevent, werd er in de bedrijfswereld volop geëxperimenteerd en schoten de wearables en de connected huis,- tuin- en keukenapparatuur als paddestoelen uit de grond.
Kijk maar naar de smartwatches. Ondanks dat de Apple Watch nog even op zich laat wachten, zijn er al tal van varianten beschikbaar: van LG, Samsung en Sony tot Motorola. Je kunt ermee bellen, mails lezen, tekstberichten versturen, agenda’s beheren, social media monitoren en natuurlijk de tijd zien.
Care Predict & Love Letters-project
Een voorbeeld met meer maatschappelijke waarde is in onze ogen de Care Predict. Een wearable die op afstand het welzijn van ouderen kan monitoren en calamiteiten kan voorspellen. Met deze wearable kunnen ouderen langer zelfstandig thuis wonen. En dat is in een vergrijzende maatschappij een waardevolle toepassing. Misschien minder waardevol, maar wel heel mooi, is het Love Letters–project van Daniel Sher. Zij ontwierp producten voor geliefden die ver van elkaar wonen. Met een simpele en intieme interactie kun je signalen doorgeven naar de persoon op afstand.
De aanwas aan nieuwe producten is een goede ontwikkeling, maar kent ook een keerzijde. De trend heeft ervoor gezorgd dat veel bedrijven, ontwerpers en ontwikkelaars hebben gedacht ‘we moeten er iets mee’. Met als resultaat een overload aan gelanceerde producten, voornamelijk vanuit technische mogelijkheden en niet zozeer vanuit gebruikersbehoeften of maatschappelijke waarde. Gewoon omdat het kan dus.
Het gevolg: een scala aan Internet of (silly) things toepassingen waar geen (maatschappelijke) meerwaarde aan vast zit. Neem bijvoorbeeld de Drop. Een connected keukenweegschaal die werkt met je iPad: het lijkt een goed idee. Maar als we onszelf afvragen welk probleem het oplost ten opzichte van het bestaande concept ‘keukenweegschaal’, komen we niet ver. Daarnaast is onze keuken in het heetst van de strijd een war zone. En is het alles behalve handig daar een dure, niet-waterdichte tablet tussen te hebben staan.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de ‘connected’ koelkasten. Misschien wel het meest gegeven voorbeeld als het gaat om IOT, en meteen ook de slechtste. Daar zijn we zelf trouwens ook schuldig aan. Ze zijn allemaal verrijkt met wifi, maar wat het nu voor meerwaarde heeft ten opzichte van wat een koelkast sowieso al doet, is ons ook in dit geval niet helemaal duidelijk. Echt slim zou die koelkast pas zijn als hij ons wist te vertellen wanneer de melk zuur is of het tijd wordt om boodschappen te doen. Of nog beter, automatisch Albert laat bezorgen.
Zoals Alexandra Deschamps – Sonsino afgelopen jaar tijdens Thingscon in Berlijn mooi zei: “Just because you can, doesnt mean you have to.” Aan de andere kant weten we natuurlijk pas hoe we technologie zinvol in kunnen zetten, als ermee geëxperimenteerd hebben. Dingen uitproberen om inspiratie uit op te doen is in onze ogen dan oog nooit verkeerd.
Steeds meer data, steeds meer API’s
Waar Internet of Things aan de ene kant voor meer data zorgt, doet de groei aan open data dit aan de andere kant. Een mooi voorbeeld hiervan is het Engelse Provenance. Een open database waar producenten in aangeven waar, hoe en waarvan hun producten gemaakt zijn. Ze spelen hiermee in op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van producenten en aan de andere kant de behoefte van consumenten om eerlijke producten te kopen.
Maar ook in eigen land zijn er behoorlijke stappen gezet. Vooral bij de overheid. Basisregistraties, zoals de BGT, BAG, WOZ en NHR, net als beheerinformatie BOR staan inmiddels open voor developers om er applicaties mee te maken. Data.overheid.nl verzamelt alle open datasets in Nederland. Dat zijn er op dit moment zo’n 2250.
En hoe meer met het web verbonden apparaten en open databronnen we hebben, hoe meer data we genereren. In dat big data-landschap zijn snelwegen nodig om informatiestroom A met informatiestroom B te kunnen verbinden. Die snelwegen, dat zijn API’s. Inmiddels staan er bij ProgrammableWeb wereldwijd bijna 13.000 API’s geregistreerd.
Linked data is het nieuwe engels
Linked data zorgt er uiteindelijk voor dat al die databronnen en API’s met elkaar kunnen communiceren. En daar waar het jaren leek op Esperanto (een internationale kunsttaal), is er door de enorme toename van data een steeds grotere gemeenschap mee aan de slag gegaan. Linked data is een vorm van standarisatie, met als doel dat iedere databron elkaar kan begrijpen. Door de juiste toepassing van linked data en het groeiend enthousiasme hiervoor, is het geen Esperanto meer, maar het nieuwe Engels. Machines, maar ook mensen van buiten Nederland, weten nu dat we met een ‘06-nummer’ een mobiel telefoonnummer bedoelen en geen willekeurig getal.
Platform Linked Data Nederland
In 2012 startte in Nederland voor het eerst de Pilot Linked Open Data. Tijdens deze pilot verenigde een groep aan vooroplopende data-drivers zich in een platform, waar ze gezamenlijk de mogelijkheden van Linked Open Data onderzochten. In het tweede jaar werden deze resultaten verder uitgewerkt en kreeg het in 2014 de naam Platform Linked Data Nederland. Erwin Folmer, kartrekker PLDN: “Hieruit blijkt dat we het stadium van pilot in 2014 definitief ontgroeid zijn. Het gaat nu om serieuze inzet. Het is het afgelopen jaar ‘normaal’ geworden. Het gaat nu om goede implementaties, kennisdeling, toolsupport. Dat gaat bepalen hoe snel de innovatie van Linked Data zich gaat verspreiden.”
Hoewel het nut van linked data niet meer ter discussie staat, zijn er nog steeds weinig toepassingen die er gebruik van maken. Voor data-aanbieders was de afweging: ga ik investeren in het aanbieden van linked data, of in het aanbieden van laagdrempelige API’s waar developers mee uit de voeten kunnen? Inmiddels trekken we onze eigen conclusie: de oplossing is het ‘zes sterren-model’, een knipoog naar het bekende ‘vijf sterren model‘ van WWW-uitvinder Sir Tim Berners-Lee. Door de komst van JSON-LD begin 2014, is de brug tussen developers en academici geslagen en is het makkelijk om de behoefte aan data te toetsen aan de community via een simpele webservice. Slaat het aan? Dan kun je via JSON-LD later alsnog de principes van linked data toevoegen, en over zowel een gewilde API als kwaliteitsdata beschikken.
Conclusie: tijd om te managen!
The Connected World is er. We beschikken over de juiste tools en protocollen om data met elkaar te verbinden. Nu is het tijd om het geheel te managen. Orde scheppen in al die verbonden data en zorgen dat het nuttig ingezet wordt. En dat vergt tijd, maar nog belangrijker: kennis en professionals. Zonder experts en een goed beleid is het namelijk onmogelijk.
Maar ook daar worden stappen gezet. Kennis wordt gedeeld via initiatieven als Pilod. En in ‘s-Hertogenbosch wordt zelfs gewerkt aan een geheel nieuwe Graduate School ‘Data Science’. Links en rechts ontpoppen zich functies die voorheen nog niet bestonden, of alleen voor de grote enterprises van belang leken. Van API broker, chief data officer tot data scientist. We hebben ze nodig: om te leren, professionaliseren en te optimaliseren!
Illustratie met dank aan Fotolia.