Innovatie

Trends in Kids- en jongerenmarketing

0

Op 12 en 13 mei 2009 bezocht ik het jaarlijkse congres Trends in Kids- en Jongerenmarketing van Euroforum. Hèt Congres in Nederland op dit gebied en dus een verplicht nummer voor iedereen die ‘iets’ met kinderen en/of jongeren doet of wil. In totaal heb ik dit congres nu acht keer bezocht – waarvan zes keer als spreker – en ik denk dat het tijd is voor een evaluatie van dit fenomeen.

Welke trends worden weerspiegeld door het congres zelf? Wat is er door de jaren heen veranderd in de opzet, inhoud en uitvoering van het congres en wat zegt dit over het vakgebied kinder- en jongerenmarketing? Terugkijkend op het verleden, wat zouden we dan in de toekomst kunnen verwachten?

Dergelijke vragen wil ik adresseren in onderstaand verhaal, dat ik gestructureerd heb langs een vijftal trends die ik in de geschiedenis van Het Congres (ofwel: in de geschiedenis van de kindermarketing) heb waargenomen.

Trend 1: Van ‘zeurterreur’ en ‘pester power’ centraal naar bewustwording van de noodzaak tot ethische verantwoording

Toen ik in het jaar 2000 als junior projectleider bij onderzoeksbureau KidWise ging werken werd mij meteen duidelijk hoe belangrijk Het Congres was voor het vakgebied en wat een onmisbaar platform voor gespecialiseerde bureaus als KidWise om zich te profileren. Mijn senior collega’s legden mij uit dat KidWise vanaf het begin van Het Congres half jaren 90, één van de belangrijkste sprekers was. Al jaren legde KidWise op Het Congres uit wat nu precies een trend is en wat je er als marketeer mee kunt.

Kindermarketing in de jaren 90

Ook in het jaar 2000 gaf men een basispresentatie over trends. (Precies dezelfde presentatie werd enkele weken later gegeven op het IIR congres over kids- en jongerenmarketing, een veel minder populair congres dat toen volgens mij voor het laatst georganiseerd werd. Sindsdien heeft Euroforum de alleenheerschappij over dit onderwerp).

trend-wat-is-hetVanwege het immer beperkte aantal gratis kaarten voor sprekers mocht ik pas in 2002 voor het eerst mee naar Het Congres. Dat jaar vond het plaats in het Holiday Inn in Leiden en ik was onder de indruk van de enorme stroom mensen die ’s ochtends samen met mij vanaf het station in bussen naar de locatie werd vervoerd. Ik schatte het aantal bezoekers op zo’n 400, het merendeel jonge mensen, iets meer vrouwen dan mannen. De deelnemerslijst in de grote blauwe ordner liet zien dat het vooral marketeers en marktonderzoekers van grote commerciële bedrijven betrof. Daar leek het programma perfect op afgestemd, aangezien alleen de eerste twee presentaties van bureaus waren – te weten van ComBat/Qrius en van KidWise – en de rest van het programma bestond uit cases uit het bedrijfsleven.

flippos

Flippo’s: HET succes uit de geschiedenis van kindermarketing

Ik schreef driftig mee met presentaties over grote successen in de kindermarketing, zoals die van Smiths, waarin twee snelle heren uitlegden hoe hun doelstelling – meer volume aan (gezinnen met) kinderen verkopen – meer dan geslaagd was door de inzet van flippo’s. Ik herinner mij duidelijk hoe ik – toen nog niet lang geleden afgestudeerd als klinisch kinder- en jeugdpsychologe met de intentie het leven van kinderen te verbeteren – een wat ongemakkelijk gevoel kreeg bij al die sprekers die onverbloemd opschepten over de ingenieuze manier waarop zij kinderen meer lieten snoepen, kopen en zeuren. Woorden als ‘zeur terreur’ en ‘pester power’ vlogen door de zaal. Men schroomde niet om indrukwekkende pieken in verkoopcijfers te tonen als gevolg van de inzet van bijvoorbeeld een premium, spaaractie of product-plus.

Het recept voor succesvolle kinder- en jongerenmarketing was mij aan het eind van de dag volledig duidelijk: vind uit wat ‘in’ is onder kinderen (bijv. in die tijd voor kinderen het ook nu nog populaire Pokémon en voor jongeren idolen zoals Jim van Idols), haak daarop aan met een tijdelijke actie waarin kinderen en jongeren aantrekkelijke weggevertjes rondom het gehypte thema kunnen sparen en knal hen massamediaal tussen de oren dat zij het betreffende product moeten kopen, ofwel hun ouders ervan moeten overtuigen het te kopen.

pokemon

Pokémon: hype in de jaren 90 en daarna verrassend stabiel gebleven in populariteit

’s Avonds kwam ik gedesillusioneerd thuis, peinzend over hoe ik mijzelf moest plaatsen ten opzichte van die marketeers die zo enthousiast strijdden voor het dik, ongezond, materialistisch en zeurderig maken van de jeugd. Mijn ideaalbeeld was – en is nog steeds – een wereld waarin volwassenen en kinderen respectvol met elkaar omgaan, waar volwassenen zich inzetten voor het ontwikkelen van een kritische houding in de jeugd en tegelijkertijd de jongere generaties serieus nemen als partijen om van te leren, waar innovatie gericht is op het verrijken van het leven, waar marketeers gedreven zijn om werkelijk waarde toe te voegen aan de wereld. Niets van wat ik op het Het Congres in 2002 gehoord had, kwam ook maar enigszins in de buurt van mijn droom… Alles kwam mij zo ‘plat’ voor, zo primair geldgedreven, zo gericht op de verpakking en voorbijgaand aan de inhoud, zo weinig ethisch verantwoord.

In de jaren die volgden veranderde de aard van de kinder- en jongerenmarketing – en daarmee de aard van Het Congres – en leerde ik dat ik absoluut niet de enige was die behoefte had aan een meer ethische benadering. In 2003 sprak ik voor het eerst zelf op Het Congres en maakte van de gelegenheid gebruik om de zaal ervan te overtuigen de ‘zeurterreur’ als confrontatie en tweespalt zaaiende marketing strategie te verruilen voor een family marketing strategie die juist inspeelt op de behoefte van ouders en hun kinderen aan harmonie, consensus en over en weer van elkaar leren.

kindermarketing 2003

Ook leerde ik in dat jaar op Het Congres Moniek Buijzen kennen, een verre van stoffige wetenschapper van de UvA, die toen net gepromoveerd was op reclamestrategieën gericht op kinderen en pleitte voor het weerbaar maken van kinderen tegen reclame, zodat zij kunnen opgroeien tot kritische consumenten. Moniek Buijzen en ik organiseerden enkele maanden later een symposium over overgewicht bij kinderen, met als insteek dat de wetenschap en het bedrijfsleven van elkaars expertise gebruik zouden kunnen maken om het groeiende overgewicht bij kinderen tegen te gaan.

In hetzelfde jaar ging de charismatische Liesbeth Hop van start met Stichting Reklamerakkers – interessant genoeg gefinancierd vanuit de overheid én het bedrijfsleven – met als doel kinderen te onderwijzen in reclame en hen zo te helpen zelfstandig keuzes te maken. Tegelijkertijd timmerde de Hartstichting aan de weg met lespakketten over voeding en met de Heart Dance Awards, gericht op de bewustwording van kinderen dat eten en bewegen met elkaar in balans moeten zijn om ook op de lange termijn gezond te blijven.

Ook de multinationals, die kort tevoren nog Het Congres gebruikten om te verkondigen hoe handig zij de kinderen en jongeren aanzetten tot meer consumeren, veranderden hun toon en presenteerden cases over buitenspeelbonden, Olympische missies en TV-op-zwart middagen die zij initieerden en/of sponsorden om de jeugd aan het bewegen te krijgen, portiecontrole en betere voedingsinformatie om overconsumptie tegen te gaan, de ontwikkeling van gezondere snacks en tussendoortjes als vervanging van de ongezondere, het instellen van ‘jeugdraden’ om het bedrijf scherp te houden op ethiek, het stop zetten van reclame gericht op jonge kinderen, het inzetten op educatie van de jeugd etc. etc.

Trend 2: Inzetten op ouders als ‘gatekeepers’ met ‘compromisproducten’ en voorlichtingscampagnes

Terugkijkend waren de jaren vanaf 2003 ongelooflijk interessant in de geschiedenis van de kinder- en jongerenmarketing en dit werd prachtig gereflecteerd door Het Congres. Van jubelen over overconsumptie richting de zoektocht naar ethische marketing – ik begon mij als een vis in het water te voelen in deze omgeving.

Dat gold echter niet voor iedereen… Het publiek – met name de marketeers van middelgrote bedrijven in de voedingsindustrie – gaf blijk van verwarring, onzekerheid en een behoefte aan eenduidige richtlijnen. Als simpelweg volumes vergroten niet meer mag, wat moeten we dan wèl doen? Uiteindelijk heeft men gewoon een x aantal machines die spekjes, lollies of koekjes produceren en die producten moeten verkocht worden. Maar hoe?

Er werd steeds meer ingezet op dubieuze strategieën waarin vette en/of zoete tussendoortjes richting ouders gepositioneerd werden als gezond. Vanuit de insteek dat volwassenen in staat moeten zijn om daphne-deckerszelfstandig de goede keuze te maken, bleken deze strategieën maatschappelijk geaccepteerd en namen hand over hand toe. Op Het Congres floreerden cases over multivitaminendranken en melkbiscuits die richting ouders gepositioneerd werden als gezond en richting kinderen – veelal door het gebruik van een gewaardeerd character – als leuk. Deze producten blijken enorm populair onder de confrontatiemijdende ouders van vandaag, die deze kopen als ‘compromisproduct’ (lekker en toch verantwoord). Alleen het meest extreme voorbeeld van misleiding van ouders – de beruchte commercial waarin Daphne Deckers een lolly aanprijst als verantwoord omdat er geen vet in zit – werd door de Reclamecodecommissie verworpen als onethisch.

Mede als gevolg van de lobby vanuit de NGO’s om de jeugd te onderrichten in reclame en voeding kwam het in mijn dagelijkse onderzoekspraktijk steeds vaker voor dat kinderen ouders zaten uit te leggen dat er bijvoorbeeld verschillende soorten suikers bestaan en dat een glas vruchtendrank zonder toegevoegd suiker toch meer suiker kan bevatten dan een koekje. Ik zag dat ouders het spoor bijster raakten en niet meer wisten wat ze nou moesten kiezen. Is een koekje met een melklaag een volwaardige melkvervanger? Als een kind Cup-a-Soup met groenten eet, hoeft het dan ’s avonds geen groenten meer? Kan je een Danoontje geven in plaats van een boterham? Bevatten chips en frites dezelfde voedingswaarde als aardappelen? Wordt je kind van margarine met omega 3 werkelijk intelligenter? Mij bekroop het idee dat ouders misschien wel weerlozer staan ten opzichte van reclame dan hun kroost… Hoe kan een ouder dan een goede ‘gatekeeper’ zijn?

Het ultieme bewijs van ouderlijke verwarring kwam langs tijdens een onderzoek in 2006 naar chocoladekoekjes, die door de betreffende fabrikant heel eerlijk en transparant werden gepositioneerd als verwennerij voor bijzondere momenten. Ouders reageerden verrast op deze positionering: koekjes zíjn toch geen verwennerij? Koekjes vormen gewoon een onderdeel van het dagelijks voedingspatroon en bevatten allerlei gezonde stoffen, zoals granen en melkbestanddelen! Nee, verwennerij dat is McDonald’s of (letterlijk!) een pakje sigaretten…

customer-insight

zeg-vaker-nee

Sire campagne ‘zeg vaker nee’: Vertaling van dogma i.p.v. inspelen op consumer insight

Als antwoord op de verwarring bij ouders ontstonden inspanningen van instituten zoals het Voedingscentrum en de Consumentenbond om ouders te helpen de gezonde keuze te maken. Maar de marketingstrategieën (en budgetten) van dergelijke instituten bleken minder krachtig dan die van de commerciële bedrijven. Waar de multinationals in snel tempo slagen maakten van het doen van marktonderzoek naar het denken en werken vanuit ‘consumer insight’, van het uitstorten van eenrichtingsboodschappen via massamediale kanalen naar het aangaan van de dialoog met de consument via crossmediale platforms en ‘buzzing’, van het verkopen van ‘schrikbeelden’ naar het katalyseren van ‘streefbeelden’… bleven de NGO’s veelal hangen op het vertalen van hun expertise naar eenzijdige communicatie richting ouders, veelal betuttelend van toon. Welke drukke ouder wil horen dat hij vaker ‘nee’ moet zeggen als hij ook gewoon zijn kind kan verblijden met een product dat lekker èn goed is (of lijkt)?

Trend 3: Professionalisering van de non-profit marketing

Maar de afgelopen jaren begint ook de non-profit sector haar marketing te professionaliseren. Op Het Congres zagen we de laatste jaren een gestage toename van het aantal cases vanuit het onderwijs, goede doelen en overige non-profit instellingen waarmee men aantoont wel degelijk vanuit ‘consumer insight’ te kunnen werken en in staat te zijn ouders en hun kinderen aan te zetten tot ander gedrag. Op Het Congres van dit jaar hadden dergelijke cases voor het eerst de overhand.

Zo presenteerde op de kidsdag Jans Budding van de NPS samen met Jan Willem Huisman van het interactieve bureau IJsfontein de populaire online GameStudio van Het Klokhuis, een online platform waarin kinderen door zelf te doen, leren hoe computergames in elkaar zitten. Wat een prachtig voorbeeld van hoe je kinderen anno nu actief kunt laten omgaan met je merk, hoe je hen kunt boeien en binden, hoe je hun leven kunt verrijken en hoe je hen kunt helpen ontwikkelen tot kritisch gebruiker, c.q. consument van producten (in dit geval games).

Soufiane Touzani

Voetbalvirtuoos Soufiane Touzani

Eveneens op de kidsdag presenteerden Daniel Klijn en Gwenda den Heeten van de stichting Rotterdam Sport Support een interessante constructie om kinderen weer aan het sporten te krijgen – en dan niet alleen de witte middenklasse kinderen die toch al sportten, maar juist ook de lagere sociale klasse en minderheden die in achterstandswijken van Rotterdam wonen en tot nu toe dusdanig onberaakbaar leken voor marketeers dat zij op Het Congres als doelgroep zelden of nooit in overweging werden genomen. Gebruik makend van rolmodellen zoals voetbalvirtuoos Soufiane Touzani en bouwend op de ‘consumer insight’ dat je eigenlijk overal zou moeten kunnen sporten, heeft men sport de wijken weer in gehaald. Dit betreft een tegenbeweging ten opzichte van het eind vorige eeuw gevoerde beleid om sportverenigingen aan de rand van de stad te plaatsen.

Kinderen kunnen nu laagdrempelig lid worden van een vereniging via school, kunnen indien noodzakelijk hun contributie laten vergoeden door de gemeente en kunnen weer lekker op straat sporten in speciaal aangelegde veldjes. En het werkt! De voorheen onbereikbaar geachte doelgroep is haar leefstijl aan het veranderen; er wordt actief gesport en dat belooft veel voor de nieuwe generatie, want met sport is het ‘jong geleerd is oud gedaan’, ofwel: wie nu zelf sport gaat zijn kinderen ook aanzetten tot sporten. Dàt is het lange termijnperspectief, de wens om een substantiële bijdrage te leveren aan de kwaliteit van leven van de jeugd nu en in de toekomst, die ik in 2002 zo miste op Het Congres.

Accepteer cookies

Op de jongerendag bewees Cor Jansen van Hogeschool Utrecht dat ook onderwijsinstellingen de fenomenen ‘user generated content’ en ‘co-creation’ met succes weten in te zetten voor het werven van klanten. Ofwel: de HU zet haar huidige studenten in om de aankomend student te doorgronden en te beraken. Op de open dag vertellen studenten je alles over de opleiding en de stad; op de website illustreren filmpjes van studenten journalistiek wat de opleiding journalistiek inhoudt; je kunt wanneer je maar wilt meelopen letterlijk ‘aan de hand van’ een student, etc. etc. De basis voor deze werkwijze vormt het inzicht dat als een groot percentage van de eerstejaars uitvalt of switcht, het níet zo is dat de studenten geen doorzettingsvermogen hebben of geen weloverwogen keuze hebben gemaakt, maar dat de instelling gefaald heeft in het begeleiden van de (aankomend) student naar de juiste studierichting. Inspirerend om zo’n klantgedreven visie te horen uit de mond van een opleidingsdirecteur! En wat heerlijk dat met cijfers bewezen kan worden dat deze omkering van denken daadwerkelijk leidt tot minder uitvallers en een betere waardering van het instituut!

Ook op de jongerendag weer een voorbeeld van hoe de jeugd aan het sporten kan worden gezet door te denken vanuit ‘consumer insight’. Gerda Op het Veld van NOC*NSF en Wilco Nijland van Music and Sports vertelden hoe de noodlijdende Nederlandse Volleybalbond een initiatief ontwikkelde dat erop gericht was de jeugd weer te interesseren voor volleybal. Het jongerenevenement UVX werd opgezet rondom de ‘insight’ dat jongeren vooral graag willen chillen met vrienden. Op intrigerende locaties zoals fabriekshallen, overdekte ijsbanen en daken van winkelcentra worden overal in Nederland op regelmatige basis vrij toegankelijke volleybalcompetities voor jongeren georganiseerd waaromheen uitgebreid gechilld kan worden. Er zijn luchtkussens, DJ’s, lounge corners met Wii’s, fast-smashing kooien etc.

uvx

Rondom de UVX-evenementen is een online hyves-achtige community op internet ontstaan, waar jongeren foto’s van UVX-evenementen met elkaar delen, elkaar uitnodigen voor evenementen en deze evalueren. De volleybalbond gebruikt deze community om inzicht te houden in wat er leeft onder de doelgroep en om input te verkrijgen voor het optimaliseren van de evenementen, want men houdt er de stellige overtuiging op na dat UVX alleen succesvol kan zijn wanneer het voor en door jongeren is. Een dergelijke geïnteresseerde en gelijkwaardige houding richting de doelgroep blijkt te werken, want de ledenaantallen van de volleybalbond zitten sinds de introductie van het UVX-concept weer gestaag in de lift! Een mooi voorbeeld van belevenismarketing en co-creation, gericht op activatie (letterlijk) van de jeugd.

Trend 4: Commerciële instellingen hebben minder en non-profit instellingen juist meer interesse voor het jaarlijkse congres

Parallel aan de toename van het aantal non-profit cases op Het Congres is ook de samenstelling van het publiek de afgelopen jaren veranderd. Zoals beschreven bestond het publiek in 2002 vooral uit (veel!) marketeers van commerciële bedrijven. Anno 2009 liepen er beduidend minder mensen op het congres rond (minder dan 100 op de kidsdag en rond de 100 op de jongerendag). Ten opzichte van 2002 was het aandeel medewerkers van non-profit instellingen zoals onderwijsinstellingen en stichtingen veel groter, evenals het aantal afgezanten van grotere en kleinere bureaus en eenmanszaken (zoals ikzelf) die gespecialiseerd zijn in onderzoek en advies en/of concept- en communicatieontwikkeling. En opvallend: van het geringe aantal medewerkers uit het bedrijfsleven gaf een aantal in een persoonlijk gesprek aan de overstap naar de non-profit sector te overwegen! Het lijkt erop dat er nòg een droom van mij gaat uitkomen, namelijk dat goede marketeers zich in gaan zetten voor de goede zaak…

Hoewel ik enthousiast ben over de toegenomen interesse van de non-profitsector voor consumentgedreven marketing, vind ik het jammer dat de profitsector zich zo veel minder dan voorheen laat zien op Het Congres. Ook het aantal presentaties vanuit profit instellingen bleef dit jaar beperkt in vergelijking tot het aantal presentaties verzorgd door gespecialiseerde bureaus, onderwijsinstellingen en NGO’s. Wat betekent dit? Laat men de jeugd voor wat het is, bang om een misstap te begaan? Gaat men inzetten op andere doelgroepen? Of is men stiekem bezig met strategieën die men niet wil delen, uit angst voor veroordeling en/of na-apen? (Het gerucht ging bijvoorbeeld de ronde dat de oorspronkelijk ingeplande spreker van Dr. Oetker uiteindelijk niet wilde spreken omdat ze van het management niet vrijuit mocht vertellen over hoe Paula de Koe zo’n succesvol kindertoetje is geworden).

Accepteer cookies

Trend 5: Verregaand co-eigenaarschap in de congresorganisatie

Ik zou op dit punt nog verschillende andere trends zou kunnen bespreken, zoals:

  • de opkomst van crossmediale platforms gericht op kinderen en jongeren, zoals besproken op de kidsdag door Esther Schmidt van Lemming Film en Dennis van de Berg van A-Film over de Nederlandse kinderfilm Kikkerdril, Manon de Gunst over de Van den Ende productie High School Musical, Koen Vroman over Mega Mindy van Studio 100 en op de jongerendag door Sidney Mock over de populaire platforms van Spil Games (onder meer spelletjes.nl), Leontine Groen over SpanGas, de Marine over Operatie Silent Strike en Josh Dhaliwal van bureau Mobile Youth over diverse cases uit eigen stal;
  • de toenemende bereikbaarheid van idolen zoals besproken op de kidsdag aan de hand van de cases Kikkerdril, High School Musical, Mega Mindy en Rotterdam Sport Support met Touzani en op de jongerendag aan de hand van de case SpanGas en zichtbaar in de manier waarop Lisa Wade, presentrice van Het Klokhuis, respectievelijk Fatma Genc, actrice in SpanGas, het kids-, c.q. jongerenpanel leidden;
  • de opkomst van belevenismarketing niet alleen in pretparken, maar ook – zoals aan de orde gekomen op de kidsdag – in musicals (High School Musical), interactieve musea (Jan-Willem Overdijk over het NEMO) en zoals besproken op de jongerendag rondom sport en spel (de volleybalcasus);
  • de creatie van ‘communities’ rondom een bepaald thema, zoals op de kidsdag geïllustreerd door Mark Woerde van bureau Lemz aan de hand van de OMO Buitenspeelbond en op de jongerendag besproken door jongeren van het Amsterdam Zuid-Oost meidentijdschrift Powerlady en aan de hand van de volleybalcasus;
  • het meeliften op bestaande ‘communities’, zoals op de jongerendag toegelicht door Joost Bazelmans van Red Chocolate en ZZP’er Daan Sip;
  • de aanhoudende populariteit van het ‘compromisproduct’, niet alleen in voeding, maar ook in edutainment, zoals op de kidsdag geïllustreerd door Peter Christoph van 999 Games;
  • de toenemende belangstelling voor het scholenkanaal als platform om de jeugd te bereiken, zoals besproken op de kidsdag door Marion Verschuijten van bureau Qink en ZZP’er Pamela Potters van Pam Ouder en Kind en zoals geïllustreerd door een casus van de Gemeente Utrecht (Steven Bessem) in samenwerking met bureau Zorn (Cees Noordegraaf) en op de jongerendag besproken aan de hand van een casus rondom het ontwikkelen van een gezonde leefstijl van scholieren van het voortgezet onderwijs door Marjolein van der Drift van Voorlichtingsbureau MVO en Cees Noordegraaf van bureau Zorn;
  • de snel groeiende interesse voor de rol van het onderbewuste en het biologische aspect in (consumenten)gedrag, zoals geïllustreerd op de kidsdag door Angela Weghorst van IPM KidWise aan de hand van een onderzoek voor het ministerie van LNV en op de jongerendag door Yvonne van Sark, mede-auteur van het YoungWorks boek Puberbrein;
  • het toenemende belang van de waarde ‘authenticiteit’ in jongerenmerken, op de jongerendag uit de doeken gedaan door Dirk van Kemseke van Levi Strauss en Joeri van den Bergh van InSites Consulting;
  • de toenemende belangstelling van jongeren voor eerder impopulaire vakgebieden zoals bèta en techniek zoals besproken op de jongerendag door Rolf Schreuder van Platform Bèta Techniek en Hanneke Hövels van bureau YoungWorks en de marine, zoals besproken door de marine aan de hand van de casus Operatie Silent Strike.

Ik kies er echter voor om deze trends op dit moment slechts te noemen en iets uitgebreider stil te staan bij een andere trend, namelijk die van verregaand (co-)eigenaarschap in congresorganisatie. De afgelopen jaren hebben diverse partijen – met name bureaus op het gebied van consultancy, onderzoek en communicatie, maar ook crossmediale doelgroepexperts zoals Adformatie – het fenomeen ‘congres’ (of ‘symposium’, ‘seminar’ e.d.) ontdekt als marketingmiddel. Steeds vaker worden inhoudelijke bijeenkomsten geïnitieerd of gesponsord door een bureau of doelgroepexpert, meestal rondom een bepaald thema. Ook bij Het Congres waren al jaren de bureaus ComBat en Qrius nauw betrokken, vandaar ook het eeuwige dagvoorzitterschap en jaarlijkse ‘zinnenprikkelende primeur’ met recente onderzoeksresultaten door Paul Sikkema.

Dit jaar was bij Het Congres daarnaast sprake van een nieuwe vorm van co-eigenaarschap: sprekers moesten betalen om te mogen spreken. Door € 5.000,- te lappen kon men een plaatsje op het podium bemachtigen en daarmee werd men – bedoeld of onbedoeld – ook een beetje eigenaar van het congres. Tenminste, het lijkt mij logisch dat wie betaalt om te mogen spreken, vooral gaat vertellen wat voor de eigen organisatie op dat moment belangrijk is en zich weinig aan zal trekken van wat de congresorganisatie wil. Door sprekers te laten betalen wordt het congres als het ware van de sprekers en verliest de organisatie de inhoudelijke regie. Nu voerde de organisatie van Euroforum toch al nooit een heel strakke regie over de inhoud en kwamen veel bedrijven altijd al vooral om een bedrijfspresentatie te geven, dus vanuit dat perspectief kan ik mij wel voorstellen dat ze in tijden van financiële crisis gekozen hebben voor dit vernieuwende business model.

Ik vind het echter jammer dat startende, innovatieve bedrijven zoals Bureau Ranja of ZZP’ers die nauw betrokken worden bij innovatietrajecten zoals ikzelf, hierdoor geen kans maken om zich op Het Congres te profileren met prikkelende cases… En ik vraag mij af in hoeverre deze constructie de sympathie van de zich blauw betalende congresgangers weet op te wekken. Ik wil mijn bijdrage aan Frankwatching dan ook eindigen met een vraag: snijdt Euroforum zichzelf hiermee in de vingers? Ondersteunt de doelgroep volgend jaar dit congres nog wel? Of is het misschien tijd voor een heel nieuwe formule…?

Wie op zoek is naar een letterlijk verslag van Het Congres kan dat ook krijgen, maar niet op deze plek. Mail me dan even (want naast zelfstandig kids en family insight expert ben ik tegen wil en dank ook een zeer verdienstelijk notuliste) of kijk op de weblog van Dennis Hoogervorst (Young Marketing, deel 1 en deel 2). Een andere kijk op hetzelfde congres wordt later deze week ook nog geboden door Manon Beurskens en Maaike van Schuppen, eveneens hier op Frankwatching.