Waarom we nog altijd zelf het licht uitdoen: 3 inzichten over connected things
Slimme apparaten zoals smartwatches, autonome koelkasten, home ecosystemen, robots en zelfrijdende auto’s… Is het een kwestie van tijd tot ze niet meer weg te denken zijn uit ons leven? En niet onbelangrijk, zijn we daar eigenlijk wel aan toe?
In de creatieve sferen van het Volkshotel liet ik me alles vertellen over vernuftige soft- en hardwarecombinaties, responsible designs en niet onbelangrijk: het proces en de passie van de makers daarachter. ThingsCon kenmerkte zich als een veelbelovende speeltuin van de toekomst, een soort NEMO voor volwassenen.
Meet: de ‘dingen’
Grote kans dat je de term ‘connected thing’ associeert met een (huishoudelijk) apparaat dat te besturen is met een app. Speakers bijvoorbeeld, waarvan je het volume op afstand kunt regelen, of lichten die zich aanpassen aan jouw gedrag. Maar volgens Iskander Smit (strategy director bij Info.nl) zijn dit niet de dingen waar het Internet of Things om draait. Connected things beperken zich namelijk niet tot de functie van remote control.
Wat voor ‘dingen’ we het dan wél over hebben? Volgens Iskander is iets pas een connected thing als de connectie geen leuke extra is, maar het apparaat essentieel verandert. Het apparaat biedt nieuwe mogelijkheden, of neemt een deel van de verantwoordelijkheden over en wordt op die manier meer autonoom. Zo maakt de technologie achter zelfbesturende auto’s zelfstandig goederentransport mogelijk en vergroot deze bijvoorbeeld de mobiliteit van mensen met een handicap. Daarmee heeft de auto grote invloed op autorijden en mobiliteit in het algemeen.
De kloof tussen de productindustrie en ons dagelijkse leven
De productindustrie is continu bezig met het ontwikkelen van dit soort slimme devices. Maar er is een kloof ontstaan tussen wat er technisch mogelijk is en wat wij als consumenten kunnen en willen gebruiken. Dat er op ThingsCon, een event voor product designers, UX’ers en developers, slechts 6 mensen hun hand omhoog steken bij de vraag of ze een smartwatch hebben, bevestigt dat alleen maar.
De meeste sprekers in het Volkshotel lijken hetzelfde doel te hebben: de kloof tussen makers en consumenten overbruggen, zodat iedereen volop van de technologie kan profiteren. ThingsCon Amsterdam samengevat in 3 actuele inzichten.
1. Techniek en creativiteit gaan hand in hand
Tijdens ThingsCon blijkt dat het Internet of Things nog vooral een tech- en data gedreven vakgebied is. Veel creatieve beroepen ervaren een drempel om met connected things aan de slag te gaan, zeker als zij denken aan wat daar allemaal komt kijken: complexe sensor-technologie, kunstmatige intelligentie en enorme databronnen. Toch lijkt juist de wisselwerking tussen techniek en creativiteit erg vruchtbaar.
Ook Koen van Niekerk van VanBerlo benadrukt dat de productie van connected devices niet alleen in handen moet liggen van technische productontwikkelaars. Het is een multidisciplinair vak. Om het echt goed te doen, is het noodzakelijk dat experts uit verschillende vakgebieden samenwerken. Door de digitale en fysieke gebruikerservaring tegelijkertijd te ontwikkelen en regelmatig te testen, het liefst onder hetzelfde dak, ontstaan producten die veel beter aansluiten bij de gebruiker.
Laat experts uit verschillende vakgebieden samenwerken
In de interactieve workshop van Scott Smith van Thingclash wordt in de praktijk duidelijk hoe effectief het is als allerlei specialisten samenwerken. In groepjes van 5 laat hij ons nieuwe scenario’s uitdenken voor bestaande devices. Wat kan er bijvoorbeeld gebeuren als er een robot op jouw kinderen past? En welke mogelijkheden en uitdagingen brengt het met zich mee als een gehandicapte gebruik gaat maken van een zelfbesturende auto? Het is leuk om te zien hoe developers, designers en marketingmensen samen tot verrassend nieuwe inzichten komen.
Veel devices werken uitstekend in de situatie waarvoor ze ontwikkeld zijn, maar leveren problemen op als je ze in de echte wereld stopt.
Voorkom het clashen van things
De gedachtegang achter Smith’s workshop is dat veel devices uitstekend werken in de situatie waarvoor ze ontwikkeld zijn, maar problemen opleveren als je ze in de echte wereld stopt. Ze clashen, bijvoorbeeld met de gebruiker, of met elkaar. Als voorbeeld van zo’n clash noemt Scott Smith de openbaar vervoerskaart in Londen: de Oystercard. Op het moment dat de kaart geproduceerd werd, werd langzaam duidelijk dat deze zou gaan ‘clashen’ met andere (bank)passen. De kaartlezer weet niet welke chip deze moet aanspreken. Een uitgebreide ‘watch out for card crash-campagne’ was het gênante gevolg.
Om het clashen van connected things te voorkomen, met elkaar of met ons als gebruiker, is het volgens Smith van belang om vroegtijdig alle mogelijke scenario’s te bedenken en hier met verschillende perspectieven naar te kijken.
2. Gebruikers willen aan de hand genomen worden, ook als het misgaat
Tina Aspiala, de maker van Known Cards, verwoordt het mooi: “Connected devices zijn niet de focus van je leven, they flow with you”. Je besteedt er geen aandacht aan en toch maken ze je het leven makkelijker. Maar hoe meer we ons in een wereld bevinden waarin alles met elkaar verbonden is, en hoe makkelijker producten worden voor de gebruiker, hoe uitdagender het werk voor designers en ontwikkelaars.
Hoe goed er ook is nagedacht over een nieuw device, eenmaal in de praktijk valt de user experience vaak tegen, met name bij het installeren van het apparaat of als er problemen ontstaan. Dat stelt Claire Rowland, een onafhankelijke UX designer, onderzoeker en productstrateeg. Volgens haar heeft een van de uitdagingen van het Internet of Things te maken met dat producten niet voldoen aan de verwachtingen van de gebruiker.
We weten straks niet meer hoe we iets moeten repareren
Van fysieke producten als een lamp, thermostaat of slot, gaan we er vanuit dat deze altijd werken. Dit zijn namelijk producten die bijna nooit kapot gaan of relatief makkelijk te herstellen zijn. Als een lamp er plotseling mee ophoudt, dan ben je a) over het snoer gestruikeld, b) is de stroom uit is gevallen of c) de pit stuk. Bij een connected thing is het probleem veel moeilijker te traceren en ben je als gebruiker niet altijd in staat om het zelf op te lossen. Nadya Peek, PhD-student bij het MIT Center for Bits and Atoms, verwoordt dit heel treffend:
Smart things are worse than dumb things, because if they break, we don’t know how to fix them.
Vertrouwen in connected things
Connected devices nemen dus alledaagse zorgen weg en maken ons het leven makkelijker, totdat ze stuk gaan. Maar ook dan is het belangrijk dat de gebruiker het vertrouwen in het apparaat niet verliest. Dit dwingt productontwikkelaars en designers om na te denken over slimme interfaces. Interfaces die ervoor zorgen dat gebruikers de controle altijd behouden, ook als er iets mis gaat. In dat kader hamert Rowland op het belang van een coherent UX-systeem. Als devices samenwerken, is het belangrijk om voor consistentie te zorgen over alle interfaces, en gebruikers zoveel mogelijk aan de hand te nemen.
3. Het gaat allemaal om vertrouwen…
Volgens Marcel Schouwenaar is vertrouwen een van de grootste uitdagingen voor de wereld van connected devices. Niet alleen in de veiligheid en betrouwbaarheid van de producten, maar ook in de merken en makers die daarachter schuilen. Het Internet of Things brengt actuele onderwerpen als privacy en de macht van internetgiganten opnieuw aan het licht. Productontwikkelaars kunnen fantastische producten maken die zowel qua design als gebruik helemaal aansluiten op onze behoeften, en ons daarbij nog zoveel invloed geven. Maar als ze willen dat we ons gedrag aanpassen, zodat we de producten integreren in ons dagelijkse leven, zullen ze eerst ons vertrouwen moeten winnen.
3 intrinsieke behoeften voor onze acceptatie van technologie
Paul Hekkert, professor aan de universiteit in Delft, stelt dat onze acceptatie van technologie alles te maken heeft met de 3 grote intrinsieke behoeften die wij als mensen hebben: the need for competence, the need for relatedness and the need for autonomy. Hij demonstreert zijn punten met een bizar voorbeeld van een alledaags object, namelijk een broodrooster. Hekkert beschrijft hoe deze broodrooster emoties ontwikkelt over tijd en deze leert te uiten naar zijn gebruiker. De broodrooster geeft eerst aan dat zijn ‘baasje’ hem onvoldoende gebruikt, een tijdje later dat hij zich nutteloos voelt en uiteindelijk zegt hij: ‘Ik wil hier niet meer zijn’.
Een nieuw apparaat heeft de grootste kans van slagen als het een positieve uitwerking heeft op onze mogelijkheden en daarnaast onze connectie met het product of andere gebruikers versterkt. Maar ondertussen willen we wel autonoom blijven en de controle over het product behouden. Hekkerts advies aan de industrie? “Hou rekening met de behoeften van de consument maar moraliseer niet teveel, en blijf spelen.”
Verbinden van objecten én mensen
Hoe Schouwenaar denkt dat we een slag kunnen slaan? Met het bouwen van merken die staan voor de connected world. Merken die we kunnen vertrouwen, die ons als gebruikers met elkaar verbinden. Een mooie gedachte om mee te eindigen. Want tijdens ThingsCon Amsterdam werd duidelijk dat het Internet of Things niet alleen draait om het verbinden van objecten, maar net zo goed om het verbinden van mensen. En dat laatste, dat lijkt zelfs een voorwaarde voor succes.
Afbeelding intro met dank aan Fotolia.