Wat als de Facebookbubbel barst?
Het zal je niet ontgaan zijn: mijn Facebookprofiel gaat in mei naar de beurs! Net als dat van jou en bijna 850 miljoen andere Facebookers. De beursgang van Facebook zal ongetwijfeld gepaard gaan met de vraag of er sprake is van een nieuwe internetbubbel. Zeker na een jaar waarin ook Zynga, LinkedIn en Groupon – met wisselend succes – Wall Street bestormden. Ik kan in dit artikel geen antwoord geven op de vraag of er sprake is van een nieuwe internetbubbel. Maar stel nou dat het wel zo is, wat dan?
Een mooie bubbel hoeft niet lelijk te zijn
In het artikel ‘This Tech Bubble is different’ beschrijft Ashlee Vance het grote manco van de huidige investeringsdrang, die wordt uitgeleefd op internetbedrijven, die drijven op sociale netwerken en advertenties. Het centrale punt dat Vance maakt, is dat wanneer deze bubbel barst – Vance gelooft dat er sprake van een bubbel is – er uiteindelijk niks wezenlijks overblijft. Of, zoals een voormalig werknemer van Facebook in het artikel zegt:
“The best minds of my generation are thinking about how to make people click ads […] That sucks.”
Vance maakt een vergelijking met twee vorige IT-booms; in de jaren tachtig (met de opkomst van bedrijven als Microsoft, Sun en Oracle) en rond het millennium. Hoewel ook tijdens deze periodes flink met geld gesmeten werd en er ook veel geld weer in het niets verdampte, leverden die periodes uiteindelijk fundamentele technologieën op: eerst de introductie van de PC en vervolgens een breedband internetinfrastructuur. Deze technologieën bleken weer de voedingsbodem te zijn voor andere bedrijven, om met nieuwe innovatieve producten en diensten te komen. De zorg is dat, wanneer de huidige generatie sociale netwerkbedrijven implodeert, er weinig overblijft en al het aanwezige talent en geld in feite niets heeft opgeleverd, waar andere bedrijven op voort kunnen bouwen.
Los van de vraag of er sprake van een nieuwe bubbel is, is de vraag wat er precies achter het grote geld en de hype zit legitiem en interessant. Klopt het dat er momenteel geen nieuwe fundamentele infrastructuur gecreëerd wordt? Wordt er eigenlijk wel geïnvesteerd in een ‘technologische nalatenschap’, die ook in de toekomst van grote economische waarde kan zijn? Of wordt het geld alleen gebruikt om de servers te laten roken van bedrijven die eigenlijk maar weinig toevoegen?
Een nieuwe infrastructuur
Ik denk dat die infrastructuur wel gebouwd wordt, zij het in de vorm van iets minder tastbaars dan PC’s of kabels in de grond, maar in de vorm van data. Daarnaast, en daar aan gekoppeld, zien we wel degelijk de opkomst van een fysieke infrastructuur met ‘The Internet of Things’.
Data als infrastructuur
Als je kijkt naar de portfolio’s van grote technologie-investeerders zoals Andreessen-Horowitz of The Founders Fund van onder andere Peter Thiel (PayPall) en Sean Parker (Napster en Facebook), dan zijn het niet alleen de Groupon’s en social mediabedrijfjes waarin geïnvesteerd wordt. Een tweede categorie van bedrijven waarin zij investeren, houdt zich bezig met softwareanalyse en het vangen, temmen en bruikbaar maken van enorme hoeveelheden data, die onder andere via sociale netwerken zoals Facebook gegenereerd worden.
De industrie die zich aan het vormen is naar aanleiding van de explosie van data (die veel verder reikt dan sociale netwerken alleen) heeft inmiddels ook al een officieuze naam gekregen: ‘Big Data’ (zie ook dit rapport van McKinsey). Data is daarbij een nieuwe, uiterst waardevolle grondstof, die gebruikt wordt om bestaande producten te verbeteren of om hele nieuwe producten te maken.
In een artikel voor de Wall Street Journal schrijft Marc Andreessen (onder andere investeerder in Facebook, Skype, Twitter, LinkedIn en Groupon): “Software is eating the world”, een idee dat in dit rapport van O’Reilly verder is uitgewerkt. Steeds meer fysieke producten veranderen in ‘dataproducten’ of krijgen op zijn minst een belangrijke datacomponent. De ontwikkelingen in de auto-industrie zijn hier een van de meest in het oog springende voorbeelden van, met de zelfsturende Google Car als ‘poster boy’ (zie ook dit artikel in Wired en dit artikel in The Atlantic).
Door een constante, razendsnelle verzameling en verwerking van data kan de Google Car zichzelf besturen. Verder zou data het mogelijk maken om een zeer efficiënt lease-systeem te ontwikkelen, waarbij niet langer iedereen zijn ‘eigen’ auto voor de deur heeft staan, maar een auto ter beschikking heeft op de momenten dat je hem daadwerkelijk nodig hebt. Het fysieke product ‘auto’ wordt daarmee bijna een ‘service’, die niet op fossiele brandstoffen, maar ook op data rijdt.
De industrie die voortbouwt op de data-infrastructuur, is op dit moment minder zichtbaar dan de Facebook’s en de Groupon’s, omdat ze (nog) niet echt op consumenten gericht zijn. Dit neemt niet weg dat er op dat vlak ontzettend veel gebeurt. In termen van ‘fundamentele technologie’ is het daarom zeer interessant.
Sensoren en ‘The Internet of Things’
Deze software-infrastructuur bouwt, zoals gezegd, niet alleen voort op de dataproductie uit sociale netwerken, maar ook op een tweede fundamentele, fysieke infrastructuur, die momenteel wordt aangelegd met behulp van oneindig veel sensoren in mobiele telefoons, auto’s, huishoudelijke apparaten, wegen, dijken etc., allemaal verbonden met het internet: The Internet of Things.
Het zijn de sociale netwerken en de sensoren, die voor een oneindige stroom van data zorgen, die weer door slimme software, goede visualisaties en user interfaces omgezet kunnen worden in waardevolle producten en diensten. Dat is de nieuwe infrastructuur, die nu aangelegd wordt – fysiek en digitaal – waar nieuwe bedrijven op voort bouwen. Zolang er ook genoeg in deze nalatenschap geïnvesteerd wordt, kan ook de nieuwe golf van investeringen van grote waarde zijn. Ook als het allemaal een grote bubbel blijkt te zijn.