Coronatijd goudmijn voor complottheorieën: wat doe je er tegen?
De coronacrisis versterkt het beeld dat we in een complexe desinformatiemaatschappij terecht zijn gekomen. Als je om je heen kijkt, vliegen ‘alternatieve feiten’, complottheorieën van QAnon en post-truth over corona en aanverwante zaken je om de oren. Wat doe je ertegen?
Waar vóór de uitvinding van de drukpers het probleem een tekort aan informatie was, is er nu het probleem van een teveel aan informatie. Je kunt amper meer het kaf van het koren scheiden. Het is onvermijdelijk dat er misinformatie is, of dat er bewust misleidende informatie wordt verspreid. Daarbij omschrijf ik misinformatie als foutieve informatie die per ongeluk ontstaat en desinformatie als foutieve informatie die met opzet wordt verspreidt.
Nepnieuws
Nepnieuws is er een bekend voorbeeld van. Het is niet moeilijk nepnieuws te omschrijven. ‘Nepnieuws is misleidende en onjuiste informatie in de vorm van een nieuwsbericht, dat wordt verspreid om geld te verdienen of om de publieke opinie te beïnvloeden. Het is een vorm van desinformatie’, aldus Mediawijsheid.nl. Het Nederlandse begrip ‘nepnieuws’ komt qua definitie nauw overeen met het Engelse ‘fake news’. De Duitse equivalent ‘Lügenpresse’ gaat veel verder, en kun je in het domein van de politieke propaganda plaatsen.
Nepnieuws is gemeengoed geworden en overal te vinden. De Engelse term ‘fake news’ is in zwang geraakt tijdens het Amerikaanse presidentschap van Donald Trump. Het wordt gedefinieerd als het brengen van verzonnen verhalen als waarheid. Het frappante is dat Trump beweert de term ‘fake news’ te hebben bedacht. En dat is dan weer verzonnen.
Dit soort onzin wordt verspreid om geld te verdienen, om mensen te beïnvloeden of om onrust te veroorzaken. Dat bereik je bovendien het beste door nepnieuws extra spannend, extreem of zelfs gruwelijk te maken.
Ons eigen gedrag versterkt desinformatie, door het verspreiden van nepnieuws en complotten en door de werking van zowel traditionele en nieuwe media. Dat brengt een aantal gevaren met zich mee. Laten we daar eens naar kijken.
Desinformatie als gevaar voor de gezondheid
Neem de desinformatie rondom het coronavirus. De Engelse journalist Tom Philips beschrijft op 13 maart 2020 in The Guardian hoe ouders medische adviezen voor hun kinderen in de wind slaan en hun kroost zo blootstellen aan gezondheidsrisico’s die aan corona verbonden zijn. Philips noemt drie soorten:
- Het misinterpreteren van correcte informatie, maar zonder de juiste context erbij te betrekken
- Misvattingen over het coronavirus die plotseling leiden tot een bewijs van samenzwering
- Keiharde foutieve informatie die zich voordoet als officiële gezondsheidsrichtlijnen
Huis-aan-huisbladen
Waar tot voor kort kritiek op het Nederlandse coronabeleid vooral online werd gedebiteerd, zien we nu dat dit soort ‘alternatieve feiten’ via papieren huis-aan-huisbladen worden verspreid. Dat meldt de NOS op 18 oktober 2020. Voorbeelden die worden genoemd zijn De Andere Krant, Gezond Verstand en de flyers van Bezorgde Burgers.
Maar ook zonder coronacrisis is er veel discutabele medische informatie beschikbaar. Niet voor niets spreekt de Europese Commissie van ‘gezondheidsgeletterdheid’, wat zoveel betekent dat mensen informatie over gezondheid zo kunnen begrijpen dat het hun gezondheid ten goede komt.
Een schrijnend voorbeeld zijn medische berichten op Facebook. In 2016 is van de twintig meest-gedeelde berichten met het woord ‘kanker’ in de onderwerpregel, meer dan de helft nepnieuws met ronduit foutieve gezondheidsclaims. Een van de onzinnige beweringen is dat je met een paardenbloem-dieet kanker in 42 dagen weet te verslaan. Dat is zeer kwalijk als je bedenkt dat Facebook steeds vaker als primaire nieuwsbron wordt gebruikt.
Desinformatie als gevaar voor de democratie
Anderen wijzen op negatieve effecten van desinformatie op de democratie. De Amerikaanse verkiezingen laten dat zien (Allcot, 2017; Benkler, 2018). Na onthullingen over Russische inmenging in de verkiezingen is er een grote bezorgdheid dat online desinformatie een ernstige bedreiging vormt voor de democratie.
Eigen kanalen
Want met eigen mediakanalen heb je de mogelijkheid hebt je eigen geloofwaardigheid op te vijzelen, hoe ongeloofwaardig een idee ook is. Hoe je dat doet? Ondermijn je politieke tegenstanders door hen weg te zetten. Journalisten kunnen een bedreiging vormen, juist omdat ze aan waarheidsvinding doen. Bestrijd de media.
Dat is wat president Donald Trump vrijwel dagelijks doet op Twitter of tijdens mediacontacten. Een bekend voorbeeld is het wegzetten van CNN-journalist Jim Acosta tijdens een van zijn eerste persconferenties. “You’re fake news!”
Journalisten worden bedreigd
De toon is gezet. Een zeer kwalijke ontwikkeling is dat in dit klimaat journalisten worden geïntimideerd of belaagd. Ze kunnen niet meer fatsoenlijk hun werk doen. Bedreigingen worden erger en journalisten moeten hun werk beveiligd doen. De NOS besloot in oktober 2020 haar logo’s te verwijderen van satelliet en straalwagens. Het coronavirus lijkt de bedreigingen te hebben versterkt, zegt NOS-verslaggever Kysia Hekster.
Op het moment dat journalisten worden bedreigd en niet normaal hun werk kunnen doen, is er een nieuwe dreiging van de democratie.
Dit gevaar wordt onderkend en aan bescherming van de democratie tegen desinformatie wordt gewerkt. In mei 2020 analyseert Chris Tenove (University of British Columbia, Vancouver) beleidsmaatregelen om democratieën te beschermen tegen desinformatie. Veelal worden versterking van het veiligheidsbeleid, reglementering van verkiezingen en regelgeving voor media genoemd.
Europese beleidsanalist en specialist in online desinformatie Paul Butcher stelt in een voornaam discussiestuk dat structurele fouten in het politieke systeem het desinformatieprobleem in hoge aandrijven. Daarmee zouden oplossingen ook structureel moet zijn. Hij denkt dat commerciële motieven om desinformatie te verspreiden moeten worden ontmanteld, onlineplatformen eerlijker en transparanter moeten zijn en mediakanalen moeten worden gemotiveerd om minder te concurreren om aandacht.
Desinformatie als gevaar voor opkomend geweld
Een derde gevaar is dat desinformatie leidt tot geweld en racisme. Deze maand kwam de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid met een nieuw dreigingsbeeld. Daarin meldt de NCTV dat desinformatie over het coronavirus kan leiden tot een ‘geweldsdaad’. “Eenlingen zouden vanuit een combinatie van extremistisch gedachtegoed, mogelijk psychosociale of psychische problemen en maatregelen in het kader van COVID-19 juist eerder tot een geweldsdaad kunnen overgaan”, zegt de NCTV.
Dit leidt tot het belagen van politici en journalisten. Zo krijgt CDA-politicus Pieter Omzigt openlijke doodsbedreigingen (“Ik zal je doodslaan mongool, kankermongool.”) terwijl hij op straat loopt. Demonstranten filmen politici en maken ze uit voor homo, verrader of kinderverkrachter.
Desinformatie en eigen gedrag
De enorme hoeveelheid informatie en de daarbij behorende desinformatie doet wat met je eigen overtuiging en psychologische welzijn.
Confirmation bias ligt op de loer. Dit is de neiging om informatie te vergaren die je eerdere overtuiging bevestigt. We hebben de neiging dezelfde nieuwsbronnen te bezoeken. Als nieuwsconsument hebben we niet direct de neiging onze eigen gedachten uit te dagen en kritisch te zijn op wat we lezen of horen. Het is fijn de complexe wereld op te delen in goed en fout of meningen te onderzoeken, want ze kunnen zomaar niet passen bij je eigen ideeën. We houden daarbij van patronen en vinden het moeilijk te beseffen dat de wereld complexer is geworden. Een digitale verzuiling ligt op de loer.
Opvattingen die in strijd zijn met onze eigen opvatting, zorgen voor onaangename spanning. Het liefst vermijden we cognitieve dissonantie en zijn we bereid ons gedrag aan te passen als dat zo uitkomt (lees ‘de vos en de zure duiven’ van Aesopus er op na). Cognitieve dissonantie is een sterke motivator om ideeën te vermijden die tegen je eigen ideeën ingaan.
Dus zelfs als we betrouwbare informatie of betrouwbaar nieuws willen lezen, dan nog kan ons brein ons tegenwerken. Dat maakt ons kwetsbaar voor nepnieuws en samenzweringen. We vinden het moeilijk om eventuele fouten in onze opvattingen toe te geven.
Desinformatie door social media
Online is iedereen leverancier, distributeur en afnemer en daardoor lijken de grenzen tussen nieuws, nepnieuws en advertenties te verdwijnen, schrijft Mediawijsheid.nl. ‘Het wordt steeds moeilijker om ze van elkaar te onderscheiden en een gefundeerde mening te vormen’. De filosofe Hanna Arendt gaat een stap verder. Het onderscheid tussen waarheid en leugen kan op den duur worden uitgehold door ‘voortdurend liegen’. Wanneer uit gewoonte voortdurend alternatieve feiten worden verkondigen, wordt de werkelijkheid aangevallen. De ‘echte’ wereld verdwijnt.
Meningen, nepnieuws of feiten worden versterkt door veelvuldige herhaling. Daardoor ontstaan ‘echokamers’ en die versterken polarisatie en extremisme onder gelijkgestemden. Echokamers isoleren weerlegging.
Een recente studie van drie gedragspsychologen (Pennycook, Cannon en Rand, 2018) bevestigt dat hoe vaker een mening wordt herhaald, des te geloofwaardiger het bij de ontvanger binnenkomt. Ook als het volstrekte nonsens is.
Citaat uit dat onderzoek:
These results suggest that social media platforms help to incubate belief in blatantly false news stories, and that tagging such stories as disputed is not an effective solution to this problem.
Social media hebben daarbij een sleutelrol. Een groep wetenschappers publiceerde twee jaar geleden in Nature hun steunbewijs dat socialmedia-bots voorrang geven aan bronnen met een lage geloofwaardigheid:
We find evidence that social bots played a disproportionate role in spreading articles from low-credibility sources. Bots amplify such content in the early spreading moments, before an article goes viral. They also target users with many followers through replies and mentions. Humans are vulnerable to this manipulation, resharing content posted by bots. Successful low-credibility sources are heavily supported by social bots. These results suggest that curbing social bots may be an effective strategy for mitigating the spread of online misinformation.
Desinformatie door traditionele media (‘mainstream media’)
Ook traditionele media fungeren als real-time blaasbalg van dagelijkse opinies en gedrag dat kan leiden tot desinformatie. Het aantal liveblogs over de kleinste onderwerpen is inmiddels ontelbaar en ‘atomisatie’ van nieuws vindt plaats, alles om de aandacht van de nieuwsconsument vast te houden.
De koning naar Griekenland op vakantie? Een liveblog.
Messi weg bij Barcelona? Een liveblog.
De Meilandjes ruzie? Een liveblog.
Craving van nieuws
Dit is niet zozeer desinformatie, als wel craving van nieuws. Mensen snacken nieuws en staan niet bewust stil of het waar is of niet. Als we ons er maar goed bij voelen, of als het onze onrust wegneemt. Of juist ons onrustig maakt, zodat we blijven interacteren. Het veroorzaakt craving: het hunkeren om de kick van een click te ervaren.
En waarom willen media dit? De nieuwsconsument keert terug en zo kan, traffic en inkomsten te genereren. Vaak wordt clickbait gebruikt, ook bij kwaliteitskranten.
Favoriete thema’s? Kijk maar op tpook.nl en het wemelt van de clickbait, verzorgd door contentproductiebedrijven als Revcontent, Taboola of Outbrain.
- ‘€250 investeren in deze bedrijven kan een tweede salaris opleveren’
- ‘Als je een computer hebt, moet je dit spel proberen. Geen installatie’
- ‘Als ze het kanaal van Parijs na 200 jaar leegmaken, stokt iedereens adem’
- ‘Met dit trucje heb je nooit meer last van een te hoge energierekening’
Clickbait werkt zo goed, omdat het inspeelt op emotie, exclusiviteit, nieuwsgierigheid en uitdaging, zonder dat het echt tevredenheid oplevert.
Taboola en Outbrain noem ik niets voor niets. Zij werken samen met grote kwaliteitskranten als de Washington Post, The Guardian, Le Figaro, El Pais en Der Spiegel. Zij maken gebruik van de diensten om sponsored content te bieden. Daarmee werken ze actief mee aan craving en het verspreiden van nepnieuws omdat er grof geld mee te verdienen is. We praten over miljarden.
Nepnieuws in media
Dat media actief meewerken aan het verspreiden van nepnieuws uit economische motieven is niet nieuw. Volgens de historische database Delpher wordt het begrip ‘nepnieuws’ voor het eerst in de jaren tachtig van de vorige eeuw gebruikt. Het Vrije Volk kopt ‘Nepnieuws is ‘in’ op Amerikaanse tv’ op 31 augustus 1989 en schrijft over Bloch, een spionageserie op tv waarbij fictie en werkelijkheid door elkaar lopen. Acteurs construeren een eigen beeldverslag. Zijn er geen actuele beelden over een oorlog in het Midden-Oosten? Dan is er altijd archiefmateriaal voorhanden van spectaculaire gevechten, aangevuld met dreigende muziek en een indringende voice-over.
Columnist en, destijds, Amerika-correspondent Edo Brandt schrijft in De Telegraaf in oktober 1989 een column over het aangrijpende verhaal over de cocaïneverslaving van het achtjarige jongetje Jimmy. Het verhaal van journaliste Janet Cook in de Washington Post, al eind jaren zeventig, was, aldus Brandt, ‘van a tot z uit de journalistieke duim gezogen’. Het is journalistieke volksverlakkerij.
Dan is het niet moeilijk te beseffen dat mensen traditionele media niet (meer) vertrouwen. Media werken zelf mee door nepnieuws omdat ze weten dat sensatie beter werkt dan droge feiten.
Waarheidsvinding en samenzweringen
De aspecten die ik hierboven noem, leiden tot een agressieve ‘post-truth-maatschappij’. Dat is het filosofisch-politieke concept voor het verdwijnen van gedeelde objectieve normen voor waarheid. Objectieve feiten verliezen hun invloed op de publieke opinie aan een beroep op emotie en persoonlijk geloof.
Dit leidt tot een toename van samenzweringstheorieën. Een recent exponent is QAnon. QAnon is in 2017 ontstaan op het platform 4chan. De ‘Q’ staat voor de gebruiker, ‘Anon’ voor anoniem. ‘Q’ is volgens eigen zeggen een hoge militair in de Trump-regering die anoniem wil blijven
‘Q’ deelt vage, ongefundeerde berichten over wereldwijde elites, vaak pedofielen, die kinderen ontvoeren en hun bloed drinken om hun eigen leven te verlengen. Het is de ‘deep state’ en Donald Trump zou zijn aangewezen als leider om dit geheime, satanische netwerk te verslaan met een leger: de ‘Storm’.
Dat (verzonnen) satanische genootschap vindt zijn oorsprong in de film Rosemary’s Baby uit 1968. Daarin wordt voor het eerst een satanische sekte opgevoerd die hun zinnen hebben gezet op ongeboren baby’s. Dit gruwelverhaal kent vele varianten. In QAnon-kringen is het de ‘cabal’, een ritueel waarbij ‘adrenochrome’ wordt gedronken, een nepmengsel dat wordt verkregen door kinderen te verkrachten, te martelen en hun bloed te drinken nadat ze ritueel zijn vermoord. Complotdenkers menen dat dit een drug is waarbij je je leven verjongt. Extra spannend nieuws, maar complete onzin.
QAnon is een groeiende beweging en is een parapluterm geworden voor allerlei onbewezen theorieën van allerlei aard. Als je QAnon zelf nog niet kent, ken je wel de nepverhalen die erbij passen:
Over Bill Gates:
- Bill Gates zou het coronavirus hebben uitgevonden
- Bill Gates zou een kwaadaardig coronavaccin hebben ontwikkeld met een microchip
- Het RIVM zou in handen zijn van Bill Gates
Over 5G:
- Het coronavirus zou bedacht zijn om 5G-straling te verbloemen
- In Wuhan is het coronavirus ontstaan, de plek het eerste 5G-netwerk zou zijn uitgerold
Over antivaxxen:
- Hygiëne zou betrouwbaarder zijn dan inenten
- Mazelen, bof en kinkhoest zouden niet zo erg zijn
- Vaccins zouden autisme veroorzaken
Over deep state:
- 9/11 zou een ‘inside job’ zijn
- De Nederlandse overheid zou de dood van Pim Fortuyn geregisseerd hebben
- Justitie zou een deksel op de ‘Demmink-affaire’ van pedofilie zetten
- Er zouden diverse geheime genootschappen zijn, zoals de Rothschilds
En ga zo maar door. Tech-journalist Jarno Duursma stelt dat er vier hoofdredenen zijn die het succes van QAnon en soortgelijke complotideeën verklaren.
- Het is evolutionair bepaald (we zoeken altijd gevaar op en willen een versimpeling van de werkelijkheid)
- De opkomst van internet en social media
- Donald Trump en zijn onverholen wantrouwen van ‘mainstream media’
- De angst en onzekerheid die de coronapandemie met zich meebrengt.
Volgens gedragswetenschapper Jan-Willem van Prooijen komt het complotdenken vooral in stressvolle situaties naar voren. Het is een reactie op angst en crisis en een manier om jezelf te beschermen, zegt hij tegenover RTL Nieuws.
Nederland en complottheorieën
De invloed van QAnon en complotdenken is in Nederland aan het toenemen. Er zijn steeds meer websites die informatie en nieuws delen met ‘waarheid die niet in mainstream media is te lezen’. Martin Vrijland, E.J. Bron en Micha Kat zijn bekende namen in deze wereld van ‘kritische vrijdenkers’. In het coronajaar 2020 zijn daar Willem Engel (‘Viruswaanzin’), Janet Ossebaard, Lange Frans, Robert Jensen, Café Weltschmerz en Tom Zwitser (‘de Blauwe Tijger/Blue Tiger Studio’) bijvoorbeeld bijgekomen.
In zijn etnografische studie ‘The Truth is out There: Conspiracy Culture In an Age of Epistemic Instability’ uit 2017 onderzocht socioloog Jaron Harambam de complotwereld. De Rotterdamse onderzoeker kroop in de levens van complotdenkers om te begrijpen wat ze denken en wat ze ermee doen.
Geen gekkies
Complotdenkers zijn geen gekkies, zegt Harambam. De ideeën die ze uiten over de werkelijkheid worden terzijde geschoven als paranoïde, irrationeel en belachelijk. Dan kom je kwalificaties tegen als ‘wappies’, ‘aluhoedjes’ of ‘plotters’ of ‘domrechtse idioten’.
Complotverhalen zijn voor velen een genormaliseerde manier geworden om de complexe wereld te begrijpen wat er daadwerkelijk gebeurt. Harambam: ‘Zowel binnen als buiten de wetenschap heerst het idee dat complottheorieën paranoïde waanvoorstellingen zijn, irrationele lezingen van de echte realiteit.’ Dat komt doordat wetenschappers complottheorieën als pseudowetenschap zien. Dit in navolging van de falsificatietheorie van Karl Popper. Het maken van simpele verklaringen, bewijs selectief en slechts bevestigend gebruiken en ongevoelig zijn voor tegenstrijdig bewijs.
Andere kijk op complotdenkers
Harambam bepleit een andere kijk op complotdenkers en het verspreiden van desinformatie. Immers, politieke schandalen als Watergate, LIBOR or het Iran-Contra-schandaal laten zien dat samenzweringen bestaan. Hij komt tot de conclusie dat complotdenkers een ‘epistemologische instabiliteit’ ervaren om de werkelijkheid te begrijpen. Hij noemt vier oorzaken:
- Secularisering – de ultieme waarheid die het christendom uitdraagt is opgedroogd. Niet voor niets hebben complotdenkers veel affiniteit met spiritualiteit en zingeving (denk aan de graancirkels van Janet Ossebaard).
- Mediatisering – mensen worden sceptischer wat ze nu wel of niet moeten geloven, uitgebreid hierboven behandeld.
- Democratisering – mensen zijn kritischer op instituties (overheid, wetenschap, media).
- Globalisering – dit leidt volgens Harambam tot een zeker cultuurrelativisme door eigen cultuur in twijfel te trekken, wat onrust en onzekerheid veroorzaakt. Denk aan het promoten van het ondergangsdenken van Oswald Spengler door uitgeverij De Blauwe Tijger.
Complotdenkers vinden dat traditionele autoriteiten geen monopolie hebben op de waarheid. En daarom kun je best op verschillende kennisbronnen leunen om de echte wereld te verklaren. Met als gevolg een geknutsel van feiten en meningen om tot een geconstrueerde eigen waarheid te komen. Vaak zie je al bij de vorm het ‘citeren’ van allerlei primaire en secundaire bronnen die het eigen gelijk aantoont. Zo kunnen samenzweringstheorieën houvast bieden aan snackende mediaconsumenten.
Zo bestrijden we desinformatie
Desinformatie was er al (had ik ‘War of the Worlds’ van Orson Welles al genoemd?) en gaat niet weg. Mediatisering van de samenleving draagt eraan bij. Het belang van goed geïnformeerd zijn, te falsificeren zonder te veroordelen of te versimpelen, is niet te onderschatten. Je kunt daar op verschillende manieren aan werken.
Desinformatie, zoals nepnieuws of complottheorieën, komt uit menselijke breinen. Het is daardoor in eerste instantie een menselijk probleem. Technologie heeft voor de enorme distributiepotentie gezorgd. De oplossing ligt bij de mens en het gebruik van de technologie.
Train jezelf
Begin bij jezelf. Je kunt je brein trainen om je informatievaardigheden te ontwikkelen. Train jezelf in kritisch denken, onderzoeken en feiten verzamelen. Dit kan je cognitieve dissonantie verminderen en de onrust in jezelf wegnemen.
Deze houding helpt je om zelf ook na te denken wat je zelf verspreidt aan desinformatie. Bestudeer en onderzoek eerst de informatie die je krijgt, voordat je het deelt.
Zet mensen niet buitenspel
Vervolg bij je naasten. Als je met iemand (familie, vrienden, sport, zakelijke relaties) in gesprek bent over (mogelijke) samenzweringen, stel je dan open op. Toon interesse, maak niemand belachelijk. Verdiep je in de drijfveren van de ander. Bevraag vooronderstellingen en onderzoek de opvattingen van jezelf. Zoek daarbij gezamenlijke grond: wat vind je samen belangrijk, hoe kan de wereld er een stukje beter uitzien? Schroom daarbij niet je eigen grenzen aan te geven, bijvoorbeeld over seksisme of racisme. Zoek de inclusie en niet de uitsluiting. Mocht dat niet werken, besluit dan dat het onderwerp bespreekbaar maken leidt tot een agree to disagree. Maar zet mensen nooit buitenspel.
Leer kinderen digitale geletterdheid
Stimuleer digitale geletterdheid. Nepnieuws of desinformatie bestrijden begint op school. Kinderen groeien vanaf de geboorte op met schermen en media. Gelukkig zijn er programma’s mediawijsheid waarin je leert om te gaan met nepnieuws. In 2021 wordt digitale geletterdheid opgenomen in de eindtermen van primair en voortgezet onderwijs. Dit gaat om mediawijsheid, computational thinking, ICT-vaardigheden en dergelijke. Maar kinderen van 8,9 jaar staan niet op het Binnenhof. Ook voor volwassenen is het nodig zich verder te bekwamen.
Stimuleer bedrijven
Stimuleer bedrijven. Nepnieuws bestrijden ligt niet alleen bij jezelf, maar ook bij mediabedrijven. Van hen mogen we nog meer inspanning verwachten. ‘The New York Times’ berichtte op 12 oktober 2020 dat misinformatie op Facebook veel populairder is dan vier jaar geleden. Misinformatie, desinformatie, clickbait is nog steeds aanwezig en van Facebook, Instagram, TikTok, YouTube en andere kanalen mag meer verwacht worden. Leidt dit tot onvoldoende resultaat, dan is meer wet- en regelgeving nodig, zoals de eerder aangehaalde Paul Butcher voorstelt.
Gebruik technologische innovatie
Een ander optie is technologische innovatie. Als bedrijven noch overheid in staat zijn om in te grijpen, dan kunnen nieuwe technologieën mogelijk helpen om desinformatie te bestrijden. Marleen Stikker, initiatiefnemer van De Digitale Stad, levert met ‘Het internet is stuk’ een belangrijke bijdrage van het ontstaan en repareren van het internet.
Je hoeft daar niet op te wachten. Met programma’s zoals Surfsafe of Cheq zijn er nu al innovaties beschikbaar om nepnieuws te bestrijden.
Omarm journalistieke principes
Tot slot: omarm journalistieke principes bij het beoordelen van (nieuws)bronnen. De website NewsGuard heeft negen criteria om (nieuws)bronnen te beoordelen op geloofwaardigheid. Gebruik deze criteria ook zelf:
- De bron publiceert niet herhaaldelijk valse inhoud, of inhoud die duidelijk en aanzienlijk onjuist is en die niet snel en opvallend zijn gecorrigeerd.
- De bron verzamelt en presenteert informatie op een verantwoorde manier. Het verwijst naar meerdere, directe bronnen en het verdraait geen informatie. Het geeft geen verkeerde voorstelling van informatie om een argument over een onderwerp te maken of te rapporteren.
- De bron corrigeert of verduidelijkt regelmatig fouten, en biedt de mogelijkheid om een fout of klacht te rapporteren; correcties worden aangegeven.
- De bron gaat verantwoordelijk om met het verschil tussen nieuws en opinie;
- De bron vermijdt misleidende koppen, die aanzienlijk sensationeel zijn of anderszins niet weerspiegelen wat er werkelijk in het verhaal staat.
- De bron maakt eigendom en, indien van toepassing, financiering bekend, zodat ideologische of politieke achtergrond transparant is
- De bron labelt reclame duidelijk, zodat je als bezoeker weet voor welke inhoud wordt betaald
- De bron laat zien wie de leiding heeft, inclusief mogelijke belangenconflicten
- De bron site bevat de namen van de makers van inhoud, samen met contact- of biografische informatie
Met een quote uit ‘The Curious Person’s Guide to Fighting Fake News’ van journalist David Macfee kan ik het puntig afronden.
If someone says it’s raining and another person says it’s dry, it’s not your job to quote them both. Your job is to look out of the fucking window and find out which is true.