Google Glass komt niet op de consumentenmarkt
De Google Glass heeft een probleem. De koppen van twee artikelen: ‘De toekomst van Google Glass is somber nu de eerste fans beginnen af te haken’ (Reuters). En ‘The Moonshot that missed’ (Slate). Deze maand maakte Google bekend dat het bedrijf niet meer van plan is het product op korte termijn in de consumentenmarkt te lanceren.
Het brilmontuur met een minicamera
De Google Glass. In het brilmontuur zit een mini-camera, een heel klein scherm waar je vanuit je ooghoek naar kijkt. Het ding kan gesproken opdrachten oppikken, je kunt met je vingers over de poot aaien, daar reageert hij op. Je kunt ermee filmen en mails lezen, maar gaan we het ooit doen?
Er wordt steeds minder software voor ontwikkeld
Het succes van een stukje hardware wordt bepaald door de hoeveelheid software die wordt ontwikkeld. De populariteit van de iPhone is rechtevenredig met het aantal apps dat beschikbaar komt in de markt. Een briljante videospeler zonder genoeg titels redt het niet, vraag maar aan Philips. Dus als je ziet dat er minder belangstelling is om tijd te investeren in programmatuur voor een bepaald apparaat, is er iets serieus aan de hand. Persbureau Reuters interviewde 16 bedrijven die apps voor Glass ontwikkelen: 9 van hen zijn er mee gestopt, bij gebrek aan klanten of door de beperkingen van de hardware. Het is de kroniek van het aangekondigde einde: minder journalisten schrijven voor de krant, minder lezers lezen de krant, nog minder journalisten schrijven voor de krant, het einde van de krant is nabij.
Wat was het probleem met Google Glass?
Te zwaar, te veel druk op de neus, te kort batterijleven, het scherm is moeilijk leesbaar, onhandig in de interface, je krijgt er hoofdpijn van, je leest het allemaal. Misschien is de bril zelfs niet eens het grootste probleem, maar het sociale isolement dat de brildrager ervaart. Een Glass-drager als een radioactieve melaatse: we ontwijken hem, misschien uit angst voor privacyinbreuk.
In je goede momenten kun je nog vergeten dat je een telefoon in je zak hebt of een notificatie missen, maar de bril op je hoofd is er onvoorwaardelijk altijd.
Of is het eenvoudiger? De mens is domweg nog niet klaar voor een computer op zijn gezicht. Het ding mag in je zak of handtas zitten, dat hebben we bereikt. Aan de pols moet hij nog zijn plaats veroveren. Maar het hoofd is blijkbaar nog een stap te ver, of liever, te dichtbij. In je goede momenten kun je nog vergeten dat je een telefoon in je zak hebt of een notificatie missen, maar de bril op je hoofd is er onvoorwaardelijk altijd. Te intiem. We zijn nog niet toe aan de wereld van de augmented humanity.
Google probeert het tenminste
Dit is een ode aan Google. Glass is één van de acht projecten die Google probeert, de Moonshots. Daar vallen drones onder, project Loon (internet via ballonnen, vooral in de derde wereld), windmolens, zelf-rijdende auto’s, glucose metende lenzen voor diabetes patiënten, de stabiliserende lepel die Parkinson-patiënten helpt bij het eten. En Glass. Google probeert het tenminste, en tussen de Moonshots zitten zeker projecten die zullen mislukken.
Lachen we net zoals bij de eerste Nokia?
Dit is een ode aan de mensheid. De strijd moet gestreden worden op het scherp van de snede, het heel gevoelige raakpunt tussen technologie en mens. De technologie heeft het vermogen om in de allerkleinste verschijningsvormen op, in, of in de buurt van de mens te gaan zitten. Om de pols, in je oor, om je arm, op de poot, als implantaat. En de nano-technologie is nog lang niet uitgeraasd, over 5 jaar lachen we net zo hard om de Google Glass als we nu doen om de eerste Nokia (‘de baksteen’, ‘krijg je er ook een steekkar bij’).
Wie herinnert zich nog Apple’s Newton, de iPhone-avant-la-lettre? Over vijf jaar zal blijken dat Glass een briljant idee was in een verkeerde vorm.
Deze column werd eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.
Illustratie intro met dank aan Fotolia.