Via crowdsourcing naar verkiezingsprogramma?

0

In september mag Nederland weer naar de stembus. De Nederlandse politieke partijen staan voor een grote uitdaging om kiezers aan zich te binden. Zal de aankomende verkiezingscampagne eindelijk de boeken ingaan als de campagne waarin sociale media definitief doorbraken? Deel 3 uit een serie over de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen.De kiezer is steeds vaker zwevend en lijkt zich steeds minder te herkennen in de politieke partijen. Bovendien zijn de partijen in het politieke midden (GroenLinks, PvdA, D66, CDA, VVD) steeds meer op elkaar gaan lijken waardoor deze partijen voor burgers steeds vaker inwisselbaar zijn. Alleen partijen aan de randen van het politieke spectrum, zoals de SP en de PVV, hebben hier minder last van. Hoe kunnen politieke partijen beter aansluiten bij de ideeën en wensen die in de samenleving leven en meer burgers meer aan zich binden? In het vorige artikel uit deze reeks bespraken we al hoe crowdsourcing kan helpen om populaire kandidaten te selecteren die een breed publiek aanspreken. Kan crowdsourcing ook een rol spelen bij het opstellen van een verkiezingsprogramma?

Tunnelvisie

Net als bij lijsttrekkersverkiezingen is het opstellen van verkiezingsprogramma’s vrijwel altijd een gesloten proces. Zo zijn de partijprogramma’s van bijvoorbeeld CDA en VVD traditioneel altijd geschreven door een kleine groep partijprominenten. De leden mogen bij partijcongressen vaak nog uitspraken doen over het conceptprogramma, maar dit zijn nooit fundamentele wijzigingen. Het gaat eerder om aanvullingen en details.

Daar komt bij dat de leden die uitspraken over het programma doen niet altijd representatief zijn voor de achterban in het land. Zo zagen we al dat de achterbanen van CDA, PvdA en D66 minder links zijn dan de leden. Ook hier doet zich dus het risico voor dat het partijprogramma niet aansluit bij een bredere groep stemmers en onvoldoende recht doet aan wensen en zorgen in de samenleving. Kan het ook anders?

Voorbeelden uit het verleden

In het verleden is al diverse keren geëxperimenteerd met het betrekken van burgers bij het opstellen van politieke programma’s. Barack Obama liet burgers tijdens zijn verkiezingscampagne van 2008 meedenken over zijn beleidsplannen op het gebied van de gezondheidszorg. De Britse conservatieven loofden in 2010 een prijs uit van maar liefst een miljoen pond voor diegene die een platform creëerde waarmee ‘the collective wisdom of the British people’ kon worden benut. De prijs werd pas toegekend als de Tories zouden winnen, en dat gebeurde. Uiteindelijk gebruikten de conservatieven het crowdsourcing-platform om de overheidsbudgetten van het dan zittende kabinet uit te pluizen en hun reactie op de begroting te formuleren.

In 2009 mochten burgers meeschrijven aan het partijprogramma van Rita Verdonk’s Trots op Nederland. Naar het voorbeeld van Obama wilde Verdonk inzetten op een ‘politiek 2.0’. Via een speciaal opgezette ‘wiki’ konden voorstellen worden ingediend, aangevuld en beoordeeld. Het proces was heel open en ging uit van eigen initiatief van de deelnemers. Veiligheid en criminaliteit waren favoriete thema’s evenals de belastingen op auto’s. Helaas raakte de wiki al snel vervuild met onzin en werd het nooit een echt succes. Dit voorbeeld laat goed zien dat het actief beheren en voeden van een community (door de partij) essentieel is om er een succes van te maken. De wiki is inmiddels gesloten.

Nieuwe initiatieven

In deze nieuwe verkiezingsperiode zien we dat er opnieuw enkele initiatieven ontstaan om burgers te betrekken bij het opstellen van een partijprogramma. We bespreken hun aanpak en wat ervan te leren valt.

Doe mee met Diederik

Onlangs liet ook de PvdA burgers meepraten over het verkiezingsprogramma via het project ‘Doe mee met Diederik’. Burgers mochten ideeën en oplossingen aandragen om Nederland een mooier land te maken en konden stemmen op de ideeën van anderen. De 25 populairste ideeën werden, samen met 25 ideeën die door de partijtop werden geselecteerd, besproken op een landelijke bijeenkomst met ruim duizend leden. Iedereen kon meedoen met het insturen van ideeën en het stemmen, alleen een registratie was nodig.

Als we kijken naar ideeën op de website van het project die meer dan honderd stemmen hebben ontvangen, zien we uiteenlopende onderwerpen, maar nauwelijks opzienbarende ingevingen: het begrotingstekort verkleinen door regulering van cannabis (300 stemmen), een Green Zone met belastingvoordelen voor duurzame bedrijven (224 stemmen), een eerlijker subsidiebeleid wat rekening houdt met de leeftijd van de cultuurconsument (130 stemmen), natuur om Nederland tegen hoog water te beschermen in plaats van hogere dijken (121 stemmen) en het schrappen van marktwerking in de zorg (120 stemmen). Anderen willen burgers die vrijwilligerswerk doen belonen (111 stemmen), kinderbijslag inkomensafhankelijk maken (110 stemmen), studiefinanciering studieafhankelijk maken (109 stemmen), zonnepanelen bij nieuwbouw verplichten (108 stemmen) en een geen bezwaarsysteem voor orgaandonatie (105 stemmen).

Dit proces creëert openheid om nieuwe ideeën op te vangen met behoud van controle omdat de partij nog steeds het programma vaststelt. Maar levert het ook de nieuwe ideeën op die zo hard nodig zijn? Het lijkt er niet op. Alle genoemde thema’s zijn bekend uit het publieke debat, of het zijn varianten van eerdere voorstellen. De meest opvallende conclusie die getrokken kan worden is dat ze iets zeggen over wat de deelnemers aan de community belangrijk vinden. Vervolgens is het niet duidelijk welke achterban deze deelnemers vertegenwoordigen. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat bij dit soort online communities vaak een harde kern van fanatieke en al politiek actieve burgers deelneemt. Een grotere groep doet nooit mee en stemt ook niet mee.

De Piratenpartij

Hoe anders gaat dit bij de Piratenpartij, afkomstig uit Zweden en Duitsland, die nu ook in Nederland meedoet. Zij maken gebruik van meerdere democratische ‘tools’ om tot een verkiezingsprogramma te komen zoals het softwareprogramma LiquidFeedback. Dit helpt bij het bouwen van programmavoorstellen en de gezamenlijke selectie ervan. Dit gaat dus een stap verder dan ‘Doe mee met Diederik’ waarbij de partij zelf de eindverantwoordelijkheid houdt en keuzes maakt. De Piratenpartij is met haar werkwijze een vorm van zelforganisatie, van bottom-up initiatief, terwijl de PvdA en haar voorgangers eerder een vorm van crowdsourcing hanteren. Door de aanpak van de Piratenpartij voelen de deelnemers zich meer de eigenaar van het partijprogramma dan een helper die via een ideeënbus meedenkt zoals bij de PvdA.

Conclusie

Uit de besproken voorbeelden kunnen we opmaken dat crowdsourcing alleen bij zeer specifieke thema’s en vraagstellingen misschien nieuwe ideeën oplevert voor partijprogramma’s, zoals bij de Piratenpartij. Een algemene aanpak om ideeën te verzamelen, zoals van de PvdA, levert niets of nauwelijks op. Dit lijkt op de uitkomst van de wiki van Trots op Nederland: een partijprogramma dat heel erg lijkt op die van de concurrent, de VVD. Daarmee kun je geen strategisch voordeel behalen. Wel kun je er een achterban mee organiseren en mogelijk aan je binden. Natuurlijk blijft het afwachten of de Piratenpartij met haar zelforganiserende structuur wel tot vernieuwende ideeën zal komen.

Onderzoek laat zien dat dit soort initiatieven de kans bieden aan burgers om burgerschapsvaardigheden te ontwikkelen en mogelijk invloed uit te oefenen op het beleid, maar dat verwachtingenmanagement essentieel is. Burgers moeten niet de indruk krijgen dat hun ideeën sowieso uitgevoerd gaan worden. Anders krijgen burgers een democratische ‘kater’ en raken zij gedesillusioneerd.