Internetvrijheid niet alleen in het Midden-Oosten beperkt
Malcolm Gladwell had het mis. De auteur van bestsellers Blink en The Tipping Point stelde in oktober 2010 in zijn blad The New Yorker dat de revolutie niet zal worden getwitterd. Sociale media zelf veroorzaken inderdaad geen revoluties. Ik betwijfel ook of iemand zelf al zijn ‘vrienden’ op Twitter kent. Wat ontwikkelingen in het Midden-Oosten wel hebben geleerd is dat de toename van mobiele technologie en het gebruik van sociale media in landen met een repressief karakter gewone mensen in staat stellen te communiceren en te mobiliseren.
Communicatie bepalend voor geschiedenis
Facebook en Twitter zijn niet alleen middelen om berichten de wereld in te zenden, maar ook vormen van communicatie waar veel meer naar geluisterd zal moeten worden. Niet alleen op het moment dat mensen de straat op gaan, maar – zoals ik eerder heb betoogd – voor een langere periode. Stel je voor dat we eind jaren ’80 in staat waren geweest voor een langere periode Oost-Duitsers of Zuid-Afrikanen te volgen, dan was het evident geweest dat uiteindelijk de muur zou vallen en dat apartheid in Zuid-Afrika ten einde zou komen.
Wat we hebben gezien in het Midden-Oosten zijn gewone mensen die internet en mobiele telefoons gebruiken om een verschil te maken. Het aantal mensen dat toegang heeft tot sociale media is in Afrika en het Midden-Oosten de afgelopen jaren enorm toegenomen. Het is nog maar 2 jaar geleden dat Facebook een Arabisch-talige interface heeft gelanceerd en met sommige Twitter-applicaties kun je via Google Translate berichten in het Arabisch direct vertalen.
Sociale media vormen link naar buitenwereld
Voor velen zijn sociale netwerken als Facebook, YouTube en Twitter belangrijke middelen geworden om zich met elkaar en de buitenwereld te verbinden. Zij vinden daarbij steeds meer een luisterend oor. Door deze ontwikkelingen verandert de lens waardoor we naar het buitenland kunnen kijken. Sociale media geven gewone mensen een stem, zonder afhankelijk te zijn van anderen. Ze krijgen daarmee ruimte om een verschil te maken.
Bij sociale media kijk je naar een wolk van honderden waarnemers met stuk voor stuk authentieke perspectieven en berichten, waarbij jij als follower zelf de informatie kunt destilleren. Goedbeschouwd kun je met sociale media een veelzijdig beeld krijgen, omdat bronnen talrijk zijn. Maar ze zijn ook directer en rauwer en niet alleen maar correct en genuanceerd. Omgekeerd bieden sociale media de kans voor beleidsmakers en waarnemers om zich beter te verdiepen in wat er op straat leeft.
Nieuwe generatie nieuwsmakers
We leven in een informatietijdperk. Of we dat nu leuk vinden of niet. Wat we met die informatie doen en of we in staat zijn die effectief te gebruiken, bepaalt of we veranderen of stil blijven staan.
Het is duidelijk dat de Facebook- en Twittergeneratie in het Midden-Oosten deze weg hebben gevonden. Deze communicatiemiddelen passen bij een grote groep jongeren, vaak de helft van de bevolking in deze landen. Het is ook duidelijk waarneembaar dat regimes, die tot voor kort het monopolie en de controle hadden over informatie, de toegang tot internet strenger reguleren. Of gewoon afsluiten, zoals dat in sommige landen gebeurt.
Het internet en daarmee sociale media zijn er en het gebruik ervan neemt in rap tempo toe. De vraag rijst wel voor welk doel internet wordt gebruikt. We leven in een wereld waarin overheden hinken op twee benen. Internet is een belangrijke innovatieve kracht. Het biedt enorm veel economische mogelijkheden, maar ook sociale vernieuwing in de vorm van transparantie en openheid. In de VS prijst men enerzijds de kracht van internet in het Midden-Oosten, terwijl de Amerikaanse overheid tegelijkertijd de schade probeert te herstellen die is aangebracht door onthullingen via Wikileaks door het internet onder controle te brengen.
Openheid en privacy
Wat we nauwelijks beseffen is dat velen gebruik maken van applicaties van bedrijven als Google, Facebook en Twitter en gegevens bewaren op computers die door het Amerikaanse openbaar ministerie zijn te vorderen. Dat bleek onlangs toen de Twitter-gegevens werden gevorderd van Wikileaks-oprichter Julian Assange, het IJslandse parlementslid Birgitta Jónsdóttir en Rop Gonggrijp, een Nederlander die buiten de VS heeft meegewerkt aan de productie van Collateral Murder. Een video waarin de doelbewuste aanslag op burgers, waaronder journalisten en kinderen, door het Amerikaanse leger in Irak is te zien.
De regering van IJsland kwam in actie en eiste opheldering, maar vanuit Nederland bleef het stil. Europa heeft strenge privacyregels maar Nederland durft geen vragen te stellen aan de Amerikaanse overheid. Terwijl in de Tweede Kamer brede steun is voor internetvrijheid en daartoe allerlei moties zijn aangenomen, is dit een ongewenste houding. Het kabinet moet ervoor kiezen om internet te gebruiken voor vrijheid, democratie en transparantie en tegen repressie en controle. Alleen zo kunnen we mensen in andere landen ondersteunen om succesvol op te komen voor hun vrijheid.