Apple Story
Het is half twaalf in de avond. Het is maandag. En ik kom erachter dat ik de voeding van mijn Apple-laptop niet bij me heb. Er zit nog vier uur leven in het apparaat, en daarna zal hij in een vriendelijke coma geraken. Het is donker. De kazerne van de brandweer ligt niet ver van dit hotel vandaan. Het is lawaaierig. Het is New York.
De wandeling voert langs Central Park. Er liggen nog hoopjes sneeuw op straat, het park zelf is nog wit. Op een veldje laten New Yorkers hun honden uit. Ze mogen allemaal los. Een hond in New York heeft een eenzame baas, dat kan bijna niet anders. Aan het eind van het park, aan 5th Avenue, zweeft een witte appel in een glazen kubus. Het is de beroemdste Apple-winkel ter wereld, ook de enige winkel die 365 dagen per jaar open is en gedurende al die dagen 24 uur per dag. Altijd dus. Apple mag dan een gesloten systeem zijn, hun winkel op 5th Avenue is het nooit.
Boven aan de trap staat een geüniformeerde man van de beveiliging. Als ik de wenteltrap naar beneden loop komt iemand met een net aangeschafte iMac naar boven. Ik schat dat er zo’n honderd mensen in de winkel zijn. De helft van hen is bezig met het lezen van mail, het versturen van berichten of een spelletje. Een zwerver kijkt voorovergebogen naar een oude film, zwart-wit. Om zijn duim zit een groene plastic pleister. Er zijn geen zitplaatsen, iedereen staat. Er lopen minstens twintig Apple-medewerkers rond, herkenbaar aan een blauw T-shirt. Jonge mensen. De medewerker die ik spreek, Alan, zal vannacht tot een uur of vier werken. Apple heeft er geen moeite mee dat veel mensen de winkel beschouwen als een internetcafé. ‘It generates traffic, you know.’ Bezoekers trekken bezoekers aan. En tussen bezoekers zitten altijd kopers.
Ik koop de voeding voor de laptop, doe er een draadloze muis bij, betaal met mijn creditcard en dan herkent de verkoper mij. Van mijn eerdere aankopen. Of ik nog steeds tevreden ben met de iPhone en de ooit gekochte MacBook.
Die middag was ik geland, op vliegveld John F. Kennedy. De vlucht duurde zesenhalf uur en de wachtrij bij de douane nog eens twee. Je hebt dan al drie keer op formulieren en het internet moeten vertellen wat je paspoortnummer is, dat je Nederlander bent en wanneer je bent geboren. Ik ben vaker op dit vliegveld geweest dan in de Apple Store, dat is zeker. De douane vraagt wat ik kom doen, of dit mijn eerste bezoek aan dit land is, of het voor het werk is of voor vakantie en hoe lang ik denk te blijven.
Ik antwoord naar waarheid. Hij jaagt een nietje door mijn paspoort. Het is een raar land, en dat is het.
Deze column is eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.