Web 3.0: een hype of een visie?
Er wordt veel geschreven over dat Web 3.0. En uiteraard vaak met de nodige scepsis. Want veranderingen vinden we maar eng. Na de crisis gaan we het liefst gewoon weer over tot de orde van de dag… Maar het Wereld Wijde Web evolueert. In dat licht bezien is Web 3.0 geen hype, maar een logische nieuwe stap. En een significante, want eindelijk wordt het internet ‘slim’. Logisch gevolg daarvan zal zijn dat we in het daaropvolgende web 4.0 tijdperk op een heel andere manier omgaan met het internet. Ook de manier waarop we daarmee geld verdienen. Maar eerst de tussenstap in de evolutie: het Web 3.0.
Web 3.0? Maar wat is Web 1.0 dan?
Even terug naar de basis. Want wat is Web 1.o eigenlijk? De term verwijst naar het web van:
- Documenten
- Hyperlinks
- Online massacommunicatie
- Verouderde businessmodellen
Oftewel het contentweb, waarbij het meeste van de content gratis is. Daarbij komt dat slechts 10% van de aanwezige content ook daadwerkelijk vindbaar is. Het leeuwendeel is weliswaar benaderbaar achter logins en/of programma’s zoals iTunes, maar niet vindbaar.
AltaVista, Napster, Amazon, eBay en Google zijn bekende namen uit die dagen.
Okay, helder. En web 2.0 ?
Korter en bondiger kan ik het niet formuleren: Web 2.0 is het sociale web. Het tijdperk van:
- User generated content
- Blogs
- Burgerjournalistiek
- Het zelf taggen van content
- Het aanmaken van profielen
- De tijd van delen, participeren en standaardiseren
Een échte killerapp die helemaal Web 2.0 is, is Wikipedia. Maar denk ook nog eens terug aan Second Life. Jazeker, het draait nog steeds. Tot juli 2007 was het voor Avatars zelfs nog toegestaan om te gokken en te wedden in Second Life. Momenteel wordt er tevens stevig gediscussieerd over onder andere een verbod op pornografie en virtuele seks met minderjarigen. Ook zal binnenkort elke Avatar die gebieden wil bezoeken waar inhoud voor meerderjarigen aanwezig is, een Real-World-legitimatieplicht krijgen (bron: Wikipedia). Andere voorbeelden zijn Delicious, Digg, Facebook, Hyves, LinkedIn en Twitter.
De nabije toekomst
Als we wat verder in de toekomst kijken, dan staat ons het volgende te wachten:
- De mate van intelligentie van het internet en alles wat daarmee samenhangt gaat toenemen. Artificial intelligence komt nu echt heel erg dichtbij. Met het toenemen van die kunstmatige intelligentie zijn ‘online agents’ zeer goed in staat om experts te vinden voor elk mogelijk probleem of vraagstelling.
- Onze identiteit ligt volledig open, waarbij elk individu wel controle blijft houden over de mate waarop dat gebeurt.
- Sociale netwerken zullen meer naar elkaar toegroeien en uiteindelijk samenvloeien tot iets nieuws.
- Hyperlocale content, relevant voor slechts een of enkele individuen, komen op. Goede voorbeelden hiervan zijn de iPhone app AroundMe en de website EveryBlock. Van massa naar niche dus.
- Het web is volledig open source met open content die voor iedereen bruikbaar is om nieuwe elementen te ontwikkelen. Minder regulatie dus én minder copyright.
- Die openheid maakt het heel gemakkelijk voor individuen om zelf aan de slag te gaan met die content: persoonlijk ondernemerschap. Zie maken volledig nieuwe toepassingen of voegen toe aan bestaande: meer samenwerking in plaats van competitie.
Wat is dan een goede definitie van Web 3.0?
Ik citeer de woorden van Raymond Franz van TrendLight: ‘van een ongestructureerde content pool naar een gestructureerde en met elkaar verbonden informatiecloud, volledig met elkaar verbonden door semantische classificatie en samenwerking.’
Hoe kunnen we daar geld aan verdienen? What’s in it for me?
De openheid ‘dwingt’ ons tot nieuwe verdienmodellen. Een in mijn optiek wenselijke ontwikkeling, aangezien de crowd niet wil betalen voor content. De businesscase moet daarom worden omgedraaid. Het opengooien van de deuren is de trigger voor vele ontwikkelaars om met innovaties te komen die de contentbeheerders nooit kunnen bedenken. Zodra er dan geld mee verdiend wordt, moet er een geldstroom op gang komen die weer richting contentbeheerder terugstroomt.
Om die deuren volledig open te kunnen zetten, moet de intrinsieke waarde van die informatie boven tafel komen:
- Personen en plaatsen
- Data en hoeveelheden
- Onderwerpen
- Sentimenten en meningen
- Tone of voice
Gerelateerd aan andere gestructureerde data van:
- Flickr
- Wikipedia
- Open Congres
- New York Times
- Et cetera
En natuurlijk:
- Open source software
- Open source content
- Open source databases
- Open platforms
- Open ontologieën en taxonomieën
Om dat doorlinken goed te kunnen doen kunnen we niet zonder techniek en standaarden als rfd, owl, parel, foaf en zo verder. Gelukkig is er een organisatie als w3c.org die daar voor gezorgd heeft. Dat laten we mooi voor wat het is.
Dat is nogal wat, hè!
Het opengooien van de deuren is een enorme barrière op dit moment. Toch denk ik dat het hier naartoe zou moeten, gezien de hoeveelheid gefragmenteerde content. Bovendien zijn ook de online advertentie-inkomsten eindig, in print zelfs al flink dalend. De economische crisis versnelt dit proces. Betaalde content is een utopie. Je kunt het web en haar gebruikers niet reguleren, noch alles achter copyrights hangen.
En dan is er natuurlijk nog de overheid Ook zij ‘moet’ transparanter gaan opereren en haar servicelevel opkrikken. Daarbij komt dat de Web 3.0-revolutie kostenbesparend werkt en ondernemerschap, zeker onder jongeren, aanwakkert. Door aan te sluiten op de reeds bestaande Web 3.0-omgeving kan Nederland een koploperspositie claimen in Europa op dit gebied.
Vooralsnog moeten we nog veel leren van anderen. Kijk daarom ook eens naar wat Reuters, The New York Times, The Guardian en de Washington Post doen op dit gebied en plot dat over je eigen internetvisie. Welke kant wil jij er dan mee op? Waar liggen voor jou de kansen?
Linkeconomie
Er zijn al businessmodellen aanwezig op het web. Goede voorbeelden waarbij de opengestelde content leidt tot nieuwe inkomsten. En dat hoeft dus niet ‘gratis’, want dat is natuurlijk niet het toekomstige doel. Het doel van de toekomst is ‘linken’. Door zoveel mogelijk verwijzingen naar de eigen artikelen te creëren, ontstaat traffic. Traffic leidt tot advertentiemogelijkheden en dát is business.
Maar daarvoor moet die content natuurlijk wel vindbaar zijn. En laten we wel wezen, relevante content komt toch wel naar je toe. Voorbeeld: een scoop die ik ‘s ochtends lees in mijn papieren krant en die wordt verstopt achter de internettariefmuur, vindt mij binnen no-time via een andere RSS-feed. Zonder verwijzing naar het oorspronkelijke artikel, want dat is door diezelfde tariefmuur onmogelijk gemaakt.
Dus: het nieuws vindt me hoe dan ook. Exclusiviteit op internet bestaat niet. Waarom zou je dus betalen voor iets wat je elders voor niets krijgt? Bovendien wil je als journalist een scoop toch met zoveel mogelijk mensen delen, commentaren verzamelen opleveren en aanvullende informatie aandragen? Het verstoppen van een scoop is in dat licht bezien een tegenstrijdige actie.
Meer weten?
- Lees ook het blog over ‘de geschiedenis van het internet‘
- Word lid van onze LinkedIn groep ‘het web der entiteiten‘
- Chris Anderson, Free en de Nieuwsindustrie
- De SlideShare presentatie ‘Web 3.0 – a hype or a vision‘ van Raymond Franz
En wat is nu de volgende stap?
Het verhaal hierboven is wellicht nog wat schimmig. Ik wil binnenkort bij jullie terugkomen met enkele concrete voorbeelden. Mochten jullie die toevallig al hebben, dan hoor ik ze graag!