Content is helemaal geen King. Connectivity is.
Het komt wel meer voor, dat iedereen wat vindt van een nieuw verschijnsel terwijl het beter is dat men er eerst nog even over nadenkt. De lucht raakt zwanger van de meningen, maar komt nooit tot een baring van de waarheid. En aangezien er meer podia zijn dan kundige sprekers komt de ongestutte discussie van overal op ons af.
Natuurlijk ook op het internet, waar iedere bloggende amateur of professional zichzelf een plaats kan toe-eigenen. Stukjes worden niet geweigerd, bij gebrek aan poortwachters.
‘Laten we het vooral over de inhoud hebben’, hoor je politici steeds meer zeggen. Dergelijke uitspraken worden alleen gedaan als er aanleiding is om te constateren dat het juist te weinig over de inhoud ging.
Het was zo’n 5.000 dagen geleden – Kevin Kelly heeft dat voor ons uitgerekend – dat het web de wereld in sloop. En net zoals nu, had ook toen iedereen zijn mening. De grote winnaar van het nieuwe tijdperk zou ‘de inhoud’ worden, het gestolde gedachtengoed van de mensheid; content is king. De serieuze gedachte was dat alles wat we in grote dozen in de kelders hadden staan met een nieuw strikje eromheen zou kunnen worden verhandeld via het internet. Films, boeken, krantenarchieven, muziek, animaties, alles leende zich voor hergebruik en de gebruiker zou er grif geld voor over hebben.
5.000 dagen later weten we beter. De gebruiker heeft er nauwelijks geld voor over gehad, en de informatie heeft haar bestemming gevonden via daarvoor nog niet bestaande sluiproutes. Eén ding is duidelijk, zoals wetenschapper Andrew Odlyzko van de universiteit van Minnesota al een aantal jaren geleden beweerde: het gaat helemaal niet om de inhoud (content).
De grootste winnaar van het puberale internet was e-mail; e-mail was de killer-application van het internet, wordt dan gezegd. Net zoals rekenprogramma’s zoals Visicalc of Lotus – later door Microsoft gekloond tot Excel – de killer-apps waren voor de personal computer.
E-mail dus. Mensen hebben meer behoefte aan contact of de mogelijkheid tot contact dan aan inhoud, zo bleek al uit die eerste jaren.
Dezelfde Odlyzko kwam in deze zomer met een interessant staatje dat die behoefte aan contact tussen mensen nog eens onderstreept. Hij rekende uit hoeveel wij bereid zijn om te betalen voor verschillende vormen van communicatie.
Voor het versturen van een sms’je hebben we gemiddeld zo’n acht cent over. Dat is heel veel geld voor een minuscuul stofdeeltje informatie. Het komt neer op afgerond duizend dollar per megabyte (Mb). Om draadloos te kunnen bellen en gebeld te worden betalen we gemiddeld een dollar per Mb. Voor vast bellen hebben we tien cent per Mb over, om gegevens over internet op te halen gemiddeld één cent.
Bron: The delusions of net neutrality, Andrew Odlyzko
Hoe dichter we ons bevinden bij contact – sms en telefoneren – hoe meer geld we er voor blijken over te hebben. Hoe dichter we komen bij de zwaardere inhoud, des te minder geld we betalen en des te groter tegelijkertijd de neiging wordt om gebruik te maken van smokkelroutes. Met andere woorden, niet content is king, maar connectivity is king.
De gebruikers hebben er veel geld voor over om ergens bij te horen, om bereikbaar te zijn en om te bereiken. Beter (makkelijker) tien vrienden in de lucht van Hyves dan één in de kroeg. En het kenmerk van het vele geld dat wij betalen voor onze verbondenheid, is dat het wordt betaald in grote aantallen tegen lage absolute bedragen van bijvoorbeeld acht cent.
Eigenlijk onderstreept het wat er gebeurt in het politieke debat. ‘Laten we het over de inhoud hebben’, sprak de politicus. ‘Dat is goed’, dacht de stemmer, ‘als ik daar maar niet naar hoef te luisteren’. De kiezers kiezen ervoor om ergens bij te horen, er wordt gekozen voor een groep mensen rond een partij of een merl, niet voor een beleid of ontwerp. Als je kiest voor Lonsdale of Burberry kies je voor de groep rondom het label, en niet voor het ontwerp van de kleren. Het netwerk wint het moeiteloos van het programma. Connectivity beats content, en met gemak.
Deze column is eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.