Gevoel voor schaarste
Eind vorig jaar won de 88-jarige Britse Doris Lessing de Nobelprijs voor literatuur. Beroemd is het fragment waarin ze het goede nieuws – zou je toch zeggen – verteld krijgt. Ze stapt uit een taxi en vraagt waarom al die mensen op haar stoep staan. ‘Heeft u het nieuws al gehoord?’ ‘Nee’, zegt Lessing, afgemeten. ‘U heeft de Nobelprijs voor literatuur gewonnen’, en nog voor dat de zin is voltooid reageert Lessing met een ‘oh Christ’ en draait zich om.
Achter haar stapt iemand uit de taxi (haar zoon?) met een mitella om. Hij draagt een lichtbruin geruit overhemd, het onderste knoopje open, stevig buik, in zijn ene hand een tros uien en in zijn andere een artisjok. Als een bedremmelde bos bloemen steekt de artisjok uit de mitella. Ze komen van de markt, zo lijkt het. Een Nobelprijswinnaar gaat ook naar de markt.
Een Nobelprijswinnaar schrijft ook een lezing die gehouden wordt bij het aanvaarden van de prijs. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze hem ook uitspreekt. Dat deed haar uitgever, zelf was ze ziek.
Een boeiende lezing, dat wel. Een lezing van een 88-jarige. Een oude vrouw, met gevoel voor schaarste. Ze beschrijft haar bezoek aan een school in Zimbabwe, in de tachtiger jaren. In de klassen zijn schoolborden, de leraar – een Engelse vriend van Lessing – houdt de krijtjes in zijn zak omdat ze anders gejat worden. Er is geen atlas te vinden, geen wereldbol, geen kaart aan de muur, noch boeken; in de bibliotheek zijn een paar boeken, dikke afdankers van Amerikaanse universiteiten. De leerlingen smeken Lessing om boeken. ‘We hebben leren lezen, maar we hebben geen boeken’.
Het beeld van de boekenloze school beklijft bij Lessing. Aan Londense scholieren probeert ze later uit te leggen hoe het is om geen boeken te hebben. De scholieren kunnen het zich nauwelijks voorstellen. Zij hebben boeken in overvloed, maar de bibliotheek wordt maar voor de helft gebruikt, constateert Lessing. Ze ergert zich daar mateloos aan.
Ouderen hebben een fijn ontwikkeld gevoel voor schaarste, jongeren komen om in overvloed. Als je een boek hebt, ga je lezen, heb je er honderd dan niet meer. ‘… jonge, hoog opgeleide mensen weten niets van de wereld, lezen niet meer, ze weten alleen veel over bepaalde specialistische dingen, computers bijvoorbeeld’. Het internet is de grote boosdoener.
Het internet heeft een hele generatie verleid, met haar ‘inanity’. Mooi woord. Inanis, zonder geest, leeg, ijl, geen inhoud, hol, onbeduidend, nietszeggend, ongefundeerd, waardeloos, nietig, nutteloos, dom, onnozel. Dat is het internet, according to Lessing, Nobelprijswinnaar 2007.
Het is 14 januari 2008. Er verschijnt een persbericht van de stichting CPNB. Natuurlijk, zij zijn er voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, maar ze zullen het bericht toch niet uit hun duim zuigen. In 2007 werden er meer boeken verkocht dan in het jaar ervoor. Ruim 45 miljoen stuks, vorig jaar.
De keten Selexyz en internetwinkel Bol.com werden apart bekroond vanwege hun innoverende bijdragen. Ook de tweedehandsboekenmarkt bloeit als nooit tevoren, dankzij sites als boekwinkeltjes.nl en alweer Bol.com.
De verklaring voor deze gestegen verkoopcijfers is eenvoudig. Menigeen lummelt wat op het internet, vooral al die door Lessing vervloekte jongeren die hun opleiding verkwanselen en vervolgens heeft iemand het – misschien wel in zo’n vermaledijd weblog – over een boek. Een boek? Jazeker, een boek. Je raakt nieuwsgierig. Een paar klikken later heb je het boek besteld en als het een beetje meezit, ligt het de volgende dag in je brievenbus.
En dat allemaal dankzij dat holle internet.
Ik heb nog even gezocht naar recepten waarin artisjokken en uien worden gebruikt. Artisjok Barigoule is het geworden. Heerlijk gerecht voor de Lessinkjes. Met artisjok en ui, champignons, spek en ham, wat peterselie en witte wijn. Een heerlijk voorafje. Zal het recept per koerier opsturen naar de wijze dame in Engeland.
Joost Steins Bisschop is ondernemer en senior consultant bij Jungle Rating. Deze column is eveneens (op 16 februari 2008) gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.