Kunststof
Kunststof is een van die programma’s. Op Radio 1, elke werkdag tussen zeven en acht uur ’s avonds. Een programma dat de tijd neemt om op zoek te gaan naar antwoorden. Iedere dag wordt iemand geïnterviewd die er op een of andere manier toe doet. Een schrijver, een kunstenaar, of een vlijtige werker.
Vorige week donderdag was het schrijver David Mulder. Hij had indruk gemaakt met zijn debuutroman Bruiloften en Partijen. Maar een mooie debuutroman maken kan iedereen; het gaat om het tweede boek.
Hexum gaat over een jongen die wordt opgevoed door zijn overtuigd feministische moeder. De schrijver probeert de hoofdpersoon Felix in het reine te laten komen met zijn eigen jeugd. Felix geeft zijn moeder de schuld van het feit dat hij zo’n watje is geworden, dat hij de mannelijke kanten van zichzelf altijd heeft onderdrukt. Felix haat zichzelf. Zijn naam werd ingekort tot Fé, iets onzijdigs. Fé mocht niet voetballen, mocht niet kijken naar gewelddadige series (The A-Team, de Hulk en dergelijke), hij had moeite om met meisjes om te gaan, zijn jagersinstinct was stukgeslagen, met als gevolg dat hij vond dat de meisjes maar naar hem moesten komen. Mulder beschrijft een draak van een moeder, die haar werk in haar blijf-van-mijn-lijfhuis van veel hoger belang achtte dan haar gezin.
Tot zover het boek, zoals het tijdens Kunststof werd besproken. Het was een mooi gesprek, live, zonder spindoktoren of communicatiestrategen en zonder gesprekstrainingen of afspraken vooraf. Jellie Brouwer stelt de wakkere vragen, David Mulder geeft de antwoorden. Het boek is autobiografisch, jazeker. Ja, hij heeft het zijn moeder laten lezen. Die was enthousiast. ‘Maar’, zo verexcuseert Mulder zich bijna, ‘de moederfiguur staat mijlenver van mijn eigen moeder af’.
‘Ben je tot een bepaald inzicht gekomen?’
‘Het is jammer dat je dit aan mij vraagt, en niet aan Felix, want ik ben best wel genuanceerd over dit soort dingen’, antwoordt Mulder. ‘Dan laat je nu Felix antwoorden’, zegt Brouwer. Ze is zoals altijd: in vorm. ‘Als Felix zou antwoorden, zou hij zeggen dat hij zichzelf 35 jaar lang de bewegingsvrijheid van een kistkalf heeft gegeven. De vrouwen letten alleen maar op hun eigen hachje, hebben totaal geen belangstelling voor hun kinderen. Mannen worden gedemoniseerd. voortdurend is de boodschap “mannelijk is niet goed”. Geen wonder dat je een generatie vol met watjes krijgt.’
Schrijver Mulder lijkt verrast en opgelucht tegelijk. De woorden kwamen uit zijn mond, maar zo zou hij het nooit gezegd kunnen hebben, daar is hij veel te genuanceerd voor. Ook hij heeft immers een onvoorwaardelijke loyaliteit, als kind van zijn ouders. Hij praat beleefd, geeft gewenste antwoorden, is sociaal vaardig, wil aardig gevonden worden. Zijn vermogen om direct te zijn heeft hij afgestaan aan de figuur van zijn verhaal. Als hij hém het woord mag geven, dan slaan de vlammen er onversneden uit, met de ongeschonden tact van een klein kind. Romanfiguur Felix zegt wat hij vindt, wil niet aardig gevonden worden. Felix is immers maar fictie. De pop die het vuile werk mag opknappen.
Toch zijn het juist die romanfiguren die het zo aardig maken. Jan Pronk als romanfiguur is veel begrijpelijker en eerlijker dan Pronk als nuancerende politicus die voorzitter van een partij wil worden.
Alan Greenspan als zelfgeschreven romanfiguur is veel beter te volgen dan de Greenspan in de tijd dat hij als schrijver werd geïnterviewd en ieder woord op een goudschaaltje moest leggen alvorens het uit te spreken. Het publiek in het Concertgebouw luisterde vorig weekend in ademloze bewondering naar de pop die Greenspan liet spreken.
De pop die hij zelf was. De romanfiguur en de schrijver waren één geworden. Het is een voorrecht dat slechts enkelingen is gegund. Als je het eenmaal te pakken hebt, koester het. En laat je je pop nooit meer in de steek.
Als Second Life dan al een succes is in de private sfeer dan moet dit de reden zijn. Je maakt je eigen buikspreekpop die je alles kunt laten zeggen wat je echte ego niet mag of kan of wil zeggen. In de echte wereld heeft iedereen vrijheid van meningsuiting, maar lang niet iedereen heeft gelukkig het lef om daar voortdurend gebruik van te maken. De drempel om je Second Life avatar alles te laten zeggen wat voor op je lippen ligt is laag.
Toch is het een stuk eenvoudiger om te gaan lijken op je avatar, of om je avatar te vragen om op jou te gaan lijken. Het is maar de vraag wie het meest flexibel is.
Deze column is eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.