Reportage: Haal meer uit de DU

0

[[image:du100.jpg::right:0]]Op initiatief van de Digitale Universiteit (DU) had vandaag in De Eenhoorn in Amersfoort voor de derde keer het seminar ‘Haal meer uit de DU’ plaats. Een groep van een kleine 200 docenten, ICTO-ers, onderwijskundigen, opleidingsmanagers, onderwijsadviseurs, DU-projectteams en studenten bij elkaar over thema's als competentiegericht leren, games & simulaties en Web 2.0 als platform voor leren.

Competentiegericht leren

De openingsspreker is Marinus Dekkers, iemand met veel ervaring in het onderwijs en een eigen onderwijsadviesbureau. Zijn verhaal heeft als titel ‘Flexibiliteit en maatwerk in competentiegericht leren’. Hij polst vooraf wie er voor- en tegenstander is van 'het nieuwe leren' en dan blijkt dat de voorstanders en mensen die nog geen keuze willen maken elkaar in evenwicht houden. De tegenstanders vormen een minderheid. Genoeg reden voor een debat.

[[image:dekkers.jpg::center:1]]

Het gaat volgens Dekkers in het onderwijs niet zozeer om de positie van kennis maar om de manier waarop de mens die kennis verwerft. In het oude onderwijs wordt gewerkt van eenvoudig naar complex en van deeltjes naar het geheel. In de werksituatie is dat vaak net andersom. Bij competentiegericht leren gaat het onder meer om het maken van transfers, het toepassen van het geleerde in een andere situatie dan er geleerd is. Ander doelen van competentiegericht leren kunnen zijn coaching, dialoog, zelfsturend vermogen, variatie, motivatie, persoonlijke ambities, kenniseconomie en contextrijk.

Voor het maken van competentiegericht onderwijs heb je krachtige leeromgevingen nodig. Simulaties, werkplekomgevingen etc. Maar krachtig is niet voldoende, flexibeliteit is eveneens belangrijk en daar worstelen veel instellingen nog mee. Bij flexibele leeromgevingen spelen twee vragen: hoe creëer je zo’n omgeving en waar begin je met flexibilisering? 

[[image:boek.jpg::right:1]]De laatste vraag beantwoord hij als eerste. Moet je beginnen bij het onderwijsmodel, bij de onderwijsorganisatie of bij de medewerkers? Dekkers heeft daar, samen met M. Dijstelbloem, een boek over geschreven: Op weg naar een competente onderwijsorganisatie. De boodschap daarin: begin eerst met het model, pak dan de organisatie en tot slot de mensen die het moeten doen. Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe je een flexibele leeromgeving creëert. Daarvoor heeft Dekkers’ bureau het model van de twee bananen en de meloen ontwikkeld.

[[image:meloen1.jpg::center:1]]

Dit onderwijsmodel is op verschillende schoolvormen los te laten en is als volgt opgebouwd.

[[image:meloen2.jpg::center:1]]

Als het gaat om studieloopbaanbeleid spelen zaken als welke vraagscenario’s kies je, welke fases zie je in de studieloopbaanontwikkeling, studieloopbaanbegeleider en instrumenten als pop en portfolio. In de rechterkant van het model gaat het over examinering, dus zaken als de relatie tussen leren en examineren, de waardering van gegevens, assessmentinstrumenten en procedures en de invloed van de student. De meloen tot slot is ingedeeld in een drietal ‘magazijnen’ (zie onderstaande afbeelding). 

[[image:magazijnen.jpg::center:1]]

Dekkers besluit met de paradigmashift in het onderwijs. Een element hieruit is dat de vragen van de studenten de dienstverlening van de docenten moeten bepalen, de vragen van de docenten op hun beurt de dienstverlening van het management moet bepalen en tot slot de vragen van het management richting moet geven aan de dienstverlening van het bestuur. De lijn van dit model volgen betekent dat veel verantwoordelijkheden laag neergelegd moeten worden. Een debat over nieuw leren is dus ook een cultuurdebat en cultuurverandering begint – zo weten we – bij de top.

Web 2.0 als platform voor actief en constructief leren

In de eerste parallelronde schuif ik aan bij de sessie over Web 2.0. 'Is Web 2.0 het ideale platform voor actief en constructief leren?' is daarbij de hoofdvraag. Het doel van de sessie is om een beter inzicht te geven in de sterke en zwakke punten van weblogs, wiki's en social bookmarking ter ondersteuning van leerprocessen. In een afgeladen vol zaaltje geeft allereerst René Jansen (Winkwaves) zijn visie op de belangrijkste Web 2.0 trends. Onderdeel van zijn verhaal is een terugkoppeling van de resultaten van een onderzoek dat Martin Kloos aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft uitgevoerd.

[[image:zaaltje.jpg::center:1]]

Jansen start zijn uitstekende verhaal met een overzicht van de in dit verband vier belangrijkste verschijningsvormen van social software, zeg maar het instrumentarium van het nieuwe internet (ook wel Web 2.0 genoemd). Die vormen zijn social bookmarking, wiki, blog en social network.

[[image:4vormen.jpg::center:0]]

Vervolgens is er aandacht voor de drie belangrijkste trends als het gaat om deze social software:

1. Democratisering van internet

[[image:religie.jpg::right:1]]Iedereen heeft een eigen stem op internet. Waar voorheen redactie en autoriteit heerste, zitten we nu met een internet volop user generated content. Een andere ontwikkeling hier is de verschuiving van ontologie naar folksonomie. Aan de hand van enkele voorbeelden laat de spreker zien hoe hiërarchieën en classificaties die door experts worden samengesteld snel verouderen. Als voorbeeld komt een door  Melvil Dewey (pionier in het biblitheekvak) gemaakte indeling van religie voorbij, die vooral aantoont hoe snel inzichten over classificatie van gegevens kunnen veranderen.

In de digitale wereld gaat classificeren, we spreken in dit verband over folksonomy, tegenwoordig heel anders. Doordat in principe iedereen kan classificeren en er geen beperkingen meer zijn als het gaat om (voorgeschreven) indelingen, ontstaat er een veel betere afspiegeling van wat mensen vinden. In plaats van op zoek te gaan naar 'de' waarheid, komt er een soort waarschijnlijkheidsverdeling waarbij zichtbaar wordt welk percentage van een groep mensen iets vindt. Het antwoord op de vraag 'Hoe classificeer je Anastacia?' neemt dan bijvoorbeeld onderstaande vorm aan (bron: Last.fm).

[[image:anastasia.jpg::center:1]]

Het gaat hierbij om tagging (het labelen van onderwerpen), waarbij vooral van belang is dat iedereen een eigen mening heeft (zeg maar de zachte kijk op kennismanagement). Een wiki, neem bijvoorbeeld de Wikipedia (bijvoorbeeld over Anastasia) daarentegen is veel feitelijker van aard.

Een laatste ontwikkeling bij de democratisering is dat er een verandering gaande is van anoniem naar online identiteit. Het gaat niet langer meer om technologie maar over mensen, je kunt je weer een beeld vormen van de mens achter de techniek.

2. Open up: mashups en micro formats

Een tweede belangrijke hoofdtrend is wat René Jansen Open up: mashups en micro formats heeft gedoopt. Een wat meer technische geladen trend waarbij er een ontwikkeling zichtbaar is van supplier development (ontwikkeling door leveranciers) naar user development (ontwikkeling door gebruikers). Google Maps en vooral de manier waarop tienduizenden gebruikers hierop doorontwikkelen is daarvan een heel goed voorbeeld.

Daarnaast zie je een ontwikkeling van bulk informatie naar micro formats. Sommige sites zijn daarop volledig op geënt, neem bijvoorbeeld memepool.

[[image:bulkmicro.jpg::center:1]]

3. Altijd, overal snel en slim

De laatste belangrijke trends is wat Jansen tot 'Altijd, overal, snel en slim' heeft samengevat: de verandering van een situatie met modem en inbellen naar een situatie met altijd en overal via breedband met internet en daarmee met elkaar verbonden zijn.

[[image:alwayson.jpg::center:1]]

Hier is ook aan de orde de verschuiving van statische pagina’s naar one page interfaces waar je bijvoorbeeld realtime kunt zien welke kamers in een hotel in een bepaald weekend beschikbaar zijn.

Na deze toelichting van de belangrijkste trends, komt het afstudeeronderzoek aan bod dat Martin Kloos recent aan de Universiteit van Amsterdam heeft uitgevoerd naar de wijze waarop wiki's, social bookmarking en blogs het leerproces van masterstudenten ondersteunen.

Centrale vraag hierin: is er niet een een mooie mix te maken tussen sociale leerprocessen enerzijds en sociale software anderzijds. Om dee vraag te kunnen beantwoorden is de theorie zoals door Etienne Wenger verwoord in zijn boek Communities of Practice als uitgangspunt genomen. In dit boekt noemt de auteur drie zaken die een belangrijke rol spelen bij het creëren van dit soort communities: engagement, imagination en alignment. Als je deze drie processen goed ondersteunt dan kan je een leerarchitectuur ontwerpen.  

Er is in het onderzoek van UvA een aantal algemene conclusies getrokken t.a.v. de inzet van social software:

  • Social software ondersteunt ‘legitieme perifere participatie’. Het gaat er hierbij om dat er namelijk verschillende niveaus van partipatie zijn. Bij een blog gaat het dan bijvoorbeeld om de verhouding tussen lezers en posters. Bij publieke (openbare) diensten  is die verhouding ongeveer 100:1, binnen een besloten groep blijk je al snel op 3:1 te zitten. Je kunt stellen dat social software verschillende visies van een student op zijn of haar leerproces ondersteunt. "You do not need to post all the time, or comment, to feel engaged with the community."
  • Social software heeft een lage technische barrière en een hoge emotionele barrière. Het is opvallend om te zien dat er zo'n hoge drempel is om reacties te geven. Maar als er gereageerd wordt, dan ontstaat er een soort ratrace in kwaliteit, een soort onderlinge sociale druk om bijdragen op niveau te leveren en samen iets voor elkaar te krijgen. 
  • Social software geeft inzicht in de historische opbouw van de groei van het leerproces van de community. Zo biedt de geschiedenis van een wikipagina inzicht in het discussieproces van een groep.

Er zijn ook een enkele conclusies te trekken als het gaat om de inzet van de verschillende tools:

  • Groepsblog: Leren zoals beschreven door Wenger kan alleen door blogs ondersteund worden als ze als groepsblog zijn geïmplementeerd. Een blog is het meest geschikt voor reflectie op het eigen handelen. Verder is opvallend dat het teruglezen van oude discussies te weinig gebeurt, veel van de beschreven ideeën en discussies gaan verloren door de chronologische opbouw van een blog.
  • Wiki: Een wikipagina voelt meer aan als groepsverantwoordelijkheid dan een Microsoft Word document. Bij een wiki is het verder confronterend als anderen stukken tekst van je weggooien, gebruik van een wiki vraagt om wederzijds respect en vertrouwen. Het mooie van een Wiki is ook dat je heel langzaam je participatie kunt opbouwen, bijvoorbeeld beginnen met het corrigeren van een taalfout en vervolgens uitbouwend tot inhoudelijke bijdragen. De zichtbare open einden in een wiki nodigen heel sterk uit tot het leveren van bijdragen.
  • Social bookmarking: Watvindenwijover.nl – een toepassing van social bookmarking maar tegelijk een combinatie met andere vormen van social software- nodigt uit tot exploreren, bijvoorbeeld als het gaat om connecties tussen termen en mensen met interessante meningen. De tagcloud geef een beeld wat er belangrijk en actueel is, dat wordt via lettergrootte en kleur goed gevisualiseerd.

Voor alle drie de verschijningsvormen geldt dat het bij social software om sociale processen gaat en daarvan weten we dat zulke processen tijd nodig hebben om tot bloei te komen. Kortlopende projecten lukken dus veelal niet, maar langere projecten juist weer wel.

De overall conclusie is dat – in leersituaties – de verschillende vormen los van elkaar minder goed werken en dat de kracht juist in de combinatie zit. Meer specifiek:

  • Engagement (betrokkenheid) werkt het best bij blogs (storytelling!) en wiki's (het gemakkelijk betrokken kunnen raken), bij social bookmarking is dat duidelijk minder. 
  • Imagination (plaatsbepaling, waar ben je mee bezig, waar wil je naar toe). Bij zowel blogs als social bookmarking is exploreren juist belangrijk. Bij wiki is dat in mindere mate het geval.
  • Alignment (opbouwen van een identeit, mogelijkheid om dingen met elkaar af te stemmen, ontwikkelen van een gedeeld repertoire) werkt bij een blog minder goed en bij andere twee vormen juist weer wat beter.

[[image:conclusion.jpg::center:1]]

Het advies van Renée Jansen is om (in leersituaties) te beginnen met explorterned beeld via bookmarking, dan een groepsblog in te zetten voor gesprek en reflectie en daarna te voor de feitelijke weerslag een wiki neer te zetten. Aan het einde van zijn presentatie meldt hij nog even dat hij ook Nyenrode in gesprek is om te kijken in hoeverre deze vormen kunnen worden ingezet.  

Voor de geïntereseerden: het onderzoek van martin Kloos is op zijn blog te downloaden (pdf). Uiterst lezenswaardig is ook het artikel dat Martin eerder vanavond schreef en die een aantal interessante overdenkingen bevat.

[[image:iwan_copy1.jpg::right:1]]In een tweede project van de Open Universiteit is onderzocht hoe blogs het reflectieproces bij leraren in opleiding kunnen ondersteunen. Iwan Wopereis van de Open Universiteit licht in het tweede deel van de sessie toe wat zijn ervaringen zijn in een onderzoek dat uitgevoerd is bij Fontys Hogeschool in Sittard en de VU in Amsterdam. Centraal stonden daarbij de vragen: leren reflecteren, leren feedback geven en leren reageren op feedback. In zijn betoog ook aandacht voor de onderstaande matrix waarbij de verschillende vormen van inzet van blogs in het onderwijs benoemd zijn, de rode cirkels geven aan waar de focus van zijn onderzoek lag.

[[image:kwadrantenmodel.jpg::center:1]]

Voor een uitgebreid verslag van deze presentatie verwijs ik naar een eerder artikel hier op Frankwatching (Reportage: Masterclass social software). Van de edublog matrix voor het onderwijs heb ik zelf hier op Frankwatching eerder in een Nederlandstalige variant gepresenteerd, zie het artikel De opmars van de WWW-factor in het onderwijs.

To game or not to game

In de workshop To game or not to game gaan de deelnemers onder leiding van Rob Nadolski (Open Universiteit) en Pieter van der Hijden (Hogeschool van Amsterdam) een gameconcept ontwikkelen. Er wordt dus geen presentatie gehouden, maar de aanwezigen (25% vrouw, 75% man) gaan in vier subgroepen gewoon aan de slag. Elke groep krijgt dezelfde opdracht: “Bedenk een concept voor een online educatief programma voor eerstejaars Hbo-studenten. De leerdoelen voor de game zijn: (1) de student leert een virtuele expositie opzetten en (2) de student leert een virtuele expositie recenseren."

[[image:game1_copy1.jpg::center:1]]

In het tweede kwartier van de workshop presenteren de groepjes de verschillende gameconcepten. Achter de namen Total Exposure, Museum Tycoon, Graffiti, Empty space en Sotheby’s blijkt veel creativiteit schuil te gaan. Het derde kwartier wordt gebruikt om elkaars concepten te beoordelen en punten uit te delen (peer review). De game Tycoon komt hierbij als winnaar uit de bus. 

[[image:game2.jpg::center:1]]

Het laatste kwartier van de workshop wordt besteed aan het doornemen van de criteria die elk van de groepen onderweg heeft bedacht. De les van de workshop: het is heel goed mogelijk om met eenvoudige middelen (eenvoudige) gameconcepeten s te bedenken.

[[image:game3.jpg::center:1]]

Na afloop de workshop wordt een Gaming Gazette uitgedeeld met een overzicht van events en sites waar over gaming wordt gesproken, voor de liefhebbers hiervan volgt hier het overzicht (mèt hyperlinks):

  • Spelen leren in virtuele werelden (event op 27 september 2006, Delft), zie Saganet
  • Gaming/simulation in het MKB (event op 1 november, Media Plaza Utrecht), zie Saganet
  • Games2Learn (Nederlandse community in wiki-vorm over educatieve computergames, zie ook de weblog van Margreet van den Berg)
  • Saganet (= Simulation and Gaming Association, vereniging van professionele ontwikkelaars en gebruikers van serieuze spelsimulaties; jaarlijks internationaal congres in juni 2007, Nijmegen), zie ook Isaga.info.
  • Nederlandse gamedagen (18 t/m 26 november in Centrum Utrecht), zie NLGD.nl
  • Surf-onderwijsdagen (14 en 15 november in Utrecht), zie Surf
  • Sieberdam gebruikersdag (e-learning suite voor asynchrone groepsimulaties
  • Online Educa (grote conferentie met speciale track over ‘game basedlearning & simulation (29 november, Berlijn)

Het is duidelijk dat er op het vlak van gaming heel wat speelt.

Kenniswerken: standing on the shoulders of Google?

Anneke Dirkx (coördinator bibliotheek INHOLLAND, Alkmaar) en Inge Tieleman (beleidsadviseur Onderwijs & Ontwikkeling INHOLLAND) verzorgen een parallelsessie over kenniswerken. De ondertitel van de presentatie, Standing on the shoulders of Google, is een vrije variant op de slogan die Google Scholar gebruikt (Stand on the shoulders of giants). De stelling is dat de huidige generatie kenniswerkers niet verder lijkt te kijken dan Google.

[[image:kw1.jpg::center:1]]

Inge bespreekt een tweetal good practices. De eerste is er een bij de opleiding Luchtvaarttechnologie INHOLLAND Delft. Het gaat om een groep studenten die daar als kenniswerker aan de slag is gegaan. De tweede is van de Kenniskring Logistics Hogeschool Rotterdam, hierbij ging het om advisering van MKB in de Rotterdamse haven. Het 3i-model van Daan Andriessen (dit werd besproken tijdens een van de andere sessies) wordt even aangehaald. De focus in de Delft-practice lag heel sterk op het informatiedeel van dit model.

[[image:kw2.jpg::center:0]]

Na een korte toelichting op de twee genoemde cases komt het VDK-model voorbij, het virtueel discursief kenniswerk. Als onderdeel daarvan komt het begrip informatievaardigheid (information literacy) om de hoek. De kern hierbij is dat we mensen tegenwoordig hierbij meer dan ooit moeten ondersteunen. Er komt weliswaar veel meer informatie dan ooit eerder beschikbaar is, maar daarmee de beoordeling ervan ook een stuk moeilijker geworden.

[[image:il.jpg::center:1]]

INHOLLAND heeft een workshop  informatievaardigheid voor docenten ontwikkeld waarbij deze docenten een sciptie van een student krijgen voorgelegd die ‘aan alle kanten rammelt’. Veel docenten blijken dit niet goed of meteen te doorgronden. Onbewust onbekwaam dus, en na de workshop bewust onbekwaam. En dat in slechts drie uur.

[[image:hoofd_copy1.jpg::center:1]]

Tijdens de gedachtenwisseling aan het einde van de sessie wordt nog even gemeld dat de TU Delft inmiddels is gestopt met de acquisitie van boeken, alles wordt daar voortaan digitaal ingekocht en ontsloten. Heel anders is dat weer bij de Pabo-opleiding, waar papier nog veel langer belangrijk zal blijven.

Meer informatie is te vinden op de website die vandaag live is gegaan: www.du.nl/kenniswerk.

Paneldiscussie onderwijsvernieuwing

Het seminar wordt afgesloten met een paneldiscussie over onderwijsvernieuwing onder leiding van Jos van Beurden (journalist-onderzoeker). Het panel bestaat uit Peter Schreurs (directeur VPRO), Elmine Wijnia (van Skallagrigg, oud-student), Daan Andriessen (mede opsteller van het manifest Kenniswerk) en Marinus Dekker (onderwijsadviseur).

[[image:panel_copy1.jpg::center:1]]

De eerste vraag die besproken wordt is of er sprake is van een verkleutering als het gaat om de manier waarop het management met hun medewerkers omgaat. Marinus Dekker stelt dat we te weinig vanuit de student denken, het nieuwe leren veronderstelt dat mensen zelf het stuur in handen nemen, zowel docenten als studenten. De zaal is het eens met de stelling dat er te weinig vanuit studenten wordt gedacht, al leidt de term verkleurtering tegelijkertijd wel tot felle reacties.

[[image:zaal1.jpg::center:1]]

Elmine Wijnia stelt dat wat het hele onderwijs een beetje laat liggen is het proces van het ontdekken van de passie van jonge mensen. Bijvoorbeeld het in een team werken en daar de leidersrol vervullen. Vanuit de zaal geeft iemand het voorbeeld van een aantal negen-jarige scholieren die extreem handig waren in het kaartspel Pokemon (waarbij rekenvaardigheden uiterst belangrijk zijn), maar desondanks op school aan het einde van het jaar als beoordeling kregen dat ze slecht zouden zijn in rekenen. Volgens de spreker het bewijs van het falen van ons huidige onderwijssysteem.

[[image:zaal2.jpg::center:1]]

Wat is de rol van de docent in de onderwijsvernieuwing? Elmine vindt dat de docent zich als coach zou moeten opstellen, Daan Andriessen daarentegen denkt daarentegen dat de inhoudelijke deskundigheid voor docenten juist ook erg belangrijk blijft.  Volgens Peter Schreurs moet je veel meer van binnenuit veranderen en niet alsmaar deskundigen van buiten binnenhalen. “Ik noem dat ‘zeemeeuwenmanagement’, die komen voorbij, die schijten wat onder en zijn weer weg”.

[[image:zaal3.jpg::center:1]]

Michiel van Geloven, directeur van de Digitale Universiteit, sluit tegen de klok van vijven het programma af.

[[image:michiel.jpg::center:1]] 

Een gedenkwaardig moment omdat de DU zoals bekend in de nadagen van haar bestaan verkeert en eind dit jaar opgaat in SURF. Hij bedankt alle sprekers en de collega's (inclusief oud-collega Renée Filius) die verantwoordelijk waren voor de samenstelling van het programma van vandaag.

[[image:renee_copy2.jpg::center:1]]

Daarna laat hij zien dat het overgrote deel van de aanwezigen zich vanmiddag geregistreerd heeft voor de nieuwe Community Onderwijsontwikkeling van de Digitale Universiteit. Registreren is nog steeds mogeljk. Tot slot attendeert hij de aanwezigen op Innovatium 2007 dat op 27 maart 2007 plaats zal vinden in de Amsterdamse Passengers Terminal.

Bekijk al mijn foto’s van het seminar door op onderstaande afbeelding te klikken.

Op de speciale seminarpagina's op de site van de DU zijn alle presentaties te vinden .