Inspiratie, Verdieping

Reportage DEN (2): het bereik van het verleden

0

[[image:gebruikersgroepen.jpg::right:1]]Onder de titel "Het bereik van het verleden: wie zijn de gebruikers van digitaal erfgoed?" gaf wetenschappelijk medewerker Frank Huysmans van het Sociaal en Cultureel Planbureau een sneak preview van de resultaten van het nog niet gepubliceerde onderzoek "Klik naar het verleden". In dit project van is grootschalig kwalitatief onderzoek gedaan waaruit een negental gebruikersprofielen is gedefinieerd. En daarnaast is er – kleinschalig – onderzoek naar de zoekstrategieën van liefhebbers van het cultureel erfgoed uitgevoerd.

[[image:scp.jpg::right:1]]Allereerst geeft Frank Huysmans (van het SCP) een schets van de ontwikkeling van de internettoegang en het internetgebruik thuis. Op basis van (openbaar) CPB-materiaal presenteert hij een aantal kentallen over de snelle verspreiding van internet:

  • internet toegang thuis: van 16% in 1998 naar 73% in 2004
  • breedband: van 25% in 2002 naar 50% in 2004
  • leeftijdsgroepen: 55-64, 64-74 en 75+ blijven achter (maar wel groei)
  • dagelijks gebruik internet: van 27% naar 37% in twee jaar tijd
  • verschil tussen mannen en vrouwen: bij toegang vrijwel niet, bij gebruik nog steeds wel (vrouwen minder)

[[image:huysmans.jpg::right:1]]Volgens Huysmans voltrekken zich hier grote veranderingen. "Het gaat erg snel, zeker als je je realiseert hoe langzaam culturele processen normaal gesproken gaan".

Vervolgens gaat hij in op de belangstelling die er in Nederland is voor cultureel erfgoed. Hij citeerde daarbij uit het onderzoek "Cultuurminnaars en cultuurmijders" dat in mei van dit jaar door het SCP gepubliceerd werd (publicatie is voor € 14,90 te koop, pdf-download is gratis). Opvallende conclusie: die belangstelling is neemt vanaf 1995 alsmaar verder toe. Of als je het onderzoek van K. Ribbens uit 2000 (Een eigentijds verleden) erbij betrekt, is dat zelfs al vanaf 1945 aan de hand. De volgende groepen lopen daarbij voorop:

  • kinderen en scholieren
  • jongere ouderen (50 – 64; 65+ in opkomst)
  • vrouwen bij het bezoek (van bijvoorbeeld musea en evenementen)
  • mannen bij actieve deelname (lid zijn van en vrijwilligerswerk)

In het derde deel van zijn verhaal slaat hij een brug tussen deze twee onderwerpen en stelt zich de vraag: hoe staat het ervoor met het digitale erfgoed? Er lijkt een gedeleeltelijke mismatch te zijn tussen degenen die belangstelling hebben voor het culturele erfgoed en de internetgebruikers. Reden voor een nadere analyse en een verdeling van de Nederlandse bevolking in een negental groepen, waarvan vijf (= 1/3 deel van de bevolking) met wekelijke belangstelling voor internet:

  • allrounders (4%, 600.000): vinden alles interessant en zijn ook op gebied van digitaal erfgoed sterk actief
  • kunstminnaars (7%, 1.050.000): bezoeken veel museumsites, in rest nauwelijks interesse
  • verenigingsleden (6%, 900.000): actieve leden bijv. leden vereniging van cultuuurbehoud, vaak hobbby, weinig digitaal gebruik
  • verzamelaars (8%, 1.200.000): van postzegels, munten e.d, bezoeken bijv. museu, bezoek digitaal erfgoed is verwaarloosbaar
  • snuffelaars (8%, 1.200.000): snuffelen ook op internet, zeer vertrouwd met internet deze groep bevat 2/3 van de erfgoed internetters en wordt nog niet goed bereikt

De overige vier groepen zijn overigens: kinderen op een gezinsuitje, dagjesmensen (inderdaad, de ouders), lezers en non-actieven.

[[image:sheethuysmans.jpg::center:1]]

In het laatste gedeelte van zijn presentatie belicht Huysmans het onderwerp zoekstrategieën. Hiervoor is een klein onderzoek uitgevoerd onder 200 mensen die reageerden op een oproep op een van de erfgoedsites. Hieruit bleek dat:

  • internet voor hun de eerste informatiebron is
  • men internet gebruikt als oriëntatiepunt voor een verdere zoektocht
  • men graag op de hoogte wil blijven via nieuwsbrieven

Als extra informatie kwam nog naar boven dat internet door de doelgroep gebruikt wordt om:

  • te ontdekken/zappen
  • vrij te surfen/spelen
  • cultuurtrips voor te bereiden
  • transacties te doen (cultuurreizen boeken, culturele uitjes plannen, boeken kopen)

Verder komt alleen onder de zeer actieven (allrounders, verenigingsleden, verzamelaars) het zelf verspreiden van informatie voor (schrijven, e-mailen).

Internet wordt gewaardeerd vanwege het gemak thuis, de snelheid van de informatie, de 24 uurs beschikbaarheid wereldwijd (en het oneindige aanbod van informatie), de nieuwsmogelijkheden, de sectorstijgende initiatieven (bijvoorbeeld Geheugen van Nederland, het feit dat er geen (expert-)filter of censuur is, de veelzijdigheid en de actualiteit (in tegenstelling tot bijvoorbeeld boeken).

Als minpunten voor internet worden genoemd de onvoverzichtelijkheid ("er is zoveel"), het feit dat je zonder zoek- en filtermogelijkheden de weg kwijt (met name 50+-ers), oppervlakkige informatie waarvan de betrouwbaarheid moeilijk is in te schatten (dit is met name een zorg van ouderen voor de jongeren), de (nog) beperkte ontsluiting van bronnen en de veranderlijkheid van informatie (wijzigende pagina’s) die het verwijzen naar bronnen bemoeilijkt.

Tot slot wordt door Huysmans een aantal conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. De hoofdboodschap is dat de inzet van internet beter afgestemd kan worden op de verschillende groepen. Meer specifiek:

  • kijk naar welke informatie voor welke groepen bestemd is
  • ouderen zijn het meest erfgoed-minded, jongeren het meest internet-minded
  • het aanbieden van informatie voor verschillende doelgroepen ligt erg voor de hand (bijvoorbeeld jongeren meer amusementswaarde bieden en met ouderen de diepte in)
  • de verenigingsleden en verzamelaars moeten nog voor internet gewonnen worden
  • internet is vooral het startpunt voor een zoektocht (en geen doel op zich), hiermee kan in het informatieaanbod meer rekening worden gehouden
  • het op de hoogte komen en blijven vindt menigeen belangrijker dan het delen van informatie

Al met al een erg interessant onderzoek, hoewel het gevaarlijk blijft om te veel te focussen op het huidige gedrag van de verschillende gebruikersgroepen. We hebben immers juist in de afgelopen jaren gezien dat dit gedrag sterk veranderd is. Tot voor kort waren er bijvoorbeeld relatief weinig mensen actief op het vlak van het verspreiden/delen van informatie. Toch is hier onder invloed van social software (Web 2.0) een heleboel mogelijk geworden en bij de early adopters een heleboel op gang gebracht. Zo kan ik me voorstellen dat op het moment dat verzamelaars deze mogelijkheden ontdekken, er toch ook in zo’n groep het nodige staat te gebeuren. Laten we ons vooral ook niet blindstaren op het (nog) achterblijvende internetgedrag van ouderen. Er zullen nieuwe middelen komen, er zullen nieuwe toepassingen komen en – net zoals bijvoorbeeld geldautomaten inmiddels ook onder ouderen steeds frequenter gebruikt worden – zal ook internet binnen deze groep verder oprukken. Laten we ook niet onderschatten dat de groep ouderen veel tijd heeft en steeds vaker via kinderen, kleinkinderen, verzorgingshuizen e.d. in aanraking komt met internet.

Meer informatie:

Morgen volgt deel 3 van deze reportage met daarin aandacht voor het inspirerende verhaal van John Thackara (Doors of Perception).