E-mail: What’s new?
Voor het Utrechtse communicatiebureau JCM Context schrijf ik maandelijks een column over de wijze waarop informatie en communicatie onder de invloed van internet aan het veranderen zijn. Wat me in het bijzonder fascineert is hoe in de nieuwe media allerlei patronen van de oude media te herkennen zijn. In de tweede column uit een serie – die vanaf nu ook hier op Frankwatching te vinden zal zijn – alle ruimte voor het verheerlijkte en vervloekte e-mail.
Misschien meer nog dan internet zelf heeft – in eerste instantie – vooral e-mail ons informatie- en communicatiegedrag op zijn kop gezet. Tot begin jaren negentig waren, naast face-to-face contact, de brief en het telefoontje met kop en schouder de meest favoriete persoonlijke communicatievormen. Je zou kunnen zeggen dat e-mail met name de brief van de troon heeft gestoten. Voor zowel persoonlijke als zakelijke berichten is e-mail in circa tien jaar uitgegroeid tot een preferent communicatiemiddel. Tenminste zolang het niet om kinderen gaat, want die hebben via MSN en mobiel immers een heel eigen communicatiegedrag ontwikkeld.
E-mail was de eerste communicatievorm waardoor het aantal berichten tussen mensen in korte tijd explosief toenam. Meer dan ooit maakte e-mail het ook mogelijk om contacten te onderhouden met mensen – soms wildvreemden – in verre buitenlanden.
Tegenwoordig gooi ik steeds meer (post-) mailings ongeopend de prullenbak in. Bij e-mail van hetzelfde laken een pak, omdat het onmogelijk wordt om alle berichten te lezen. En net zoals bij post wordt (ongevraagde) reclame het eerst verwijderd. Bij een brief kijk je als eerst naar de afzender. Als er een postbusnummer opstaat, vind je dat meestal wat minder interessant. De afzender is voor de ontvanger van het e-mailtje het belangrijkste criterium om te beslissen of het bericht geopend wordt of meteen verwijderd. Belangrijker nog dan het onderwerp dat in de onderwerpregel staat, maar dat was bij een brief nooit anders.
Zonder dat velen van ons zich ervan bewust zijn is de brief zich op dit moment nogmaals aan het vernieuwen. Grote aantallen Nederlanders hebben naast het e-mail account van hun internetprovider ook een account genomen bij een webmail service als Hotmail (tegenwoordig Windows Live Mail) en Google’s Gmail. Voor een steeds grotere groep is dat tweede e-mailadres ongemerkt uitgegroeid tot het belangrijkste e-mail adres. Alsof we met zijn allen stilletjes naar een ander adres aan het verhuizen zijn geweest.
Die verhuizing was niet voor niets. Want was is er nou gemakkelijker dan om in deze tijd vanaf elke plek bij je e-mail te kunnen? Thuis, op kantoor, vanaf je vakantieadres en in toenemende mate ook onderweg. Het aantal laptops met mobiele internetkaarten zal in 2007 sterk toenemen en met de nieuwste mobiele telefoons is e-mail altijd binnen handbereik.
Maar misschien belangrijker nog: de e-mailbox is uitgegroeid tot een plek waar je vrijwel onbeperkt informatie kunt opslaan. Gmail biedt nu al 2,5 GB opslagruimte aan, een hoeveelheid waar de meeste mensen voor hun hele leven genoeg aan hebben. Er zijn zelfs al manieren om die enorme hoeveelheid ruimte gewoon als opslag voor een heleboel andere bestanden te gebruiken. En dat kost allemaal niets.
Maar zoals we weten gaat voor niets de zon op. Je e-mail adres is goud waard voor de Microsofts, Google’s en Yahoo!’s van deze wereld. Waar oorspronkelijk vooral brievenbus en voordeur toegang boden tot burgers en bedrijven, is het steeds meer het persoonlijke emailaccount waarmee burgers en bedrijven contact met elkaar zoeken en toegang tot elkaar krijgen.
Google, Microsoft en Yahoo! zijn hard bezig om niet alleen de digitale brievenbus maar de hele voordeur (digitaal en daarmee uiteindelijk ook fysiek) te claimen. De e-mailservice wordt gekoppeld aan persoonlijke portalen en het ziet er naar uit dat de tijd er rijp voor is. Daarover volgende maand meer.
Deze column is eveneens gepubliceerd op de site van communicatiebureau JCM Context. Zie ook Zo eens in de 1000 jaar, de eerste column uit deze serie.