Waarom ‘alleen zijn’ goud waard is
Column – Twee weken geleden schreef ik over ‘alleen zijn’. De aanname was dat het steeds moeilijker wordt alleen te zijn, uitgaande van de definitie van Godfried Bomans, gedaan op het eiland Rottumerplaat tijdens zijn week verbanning van de bewoonde wereld. Bomans over eenzaamheid: niemand in je omgeving hebben is niet voldoende om alleen te zijn. Je bent pas alleen als er niemand in je buurt is en ook niemand kan bellen, appen, op de deur kloppen, pingen of snapchatten.
De keuze voor dit alleen zijn ligt bij jou. Je kunt er een einde maken, maar dan moet je er wel wat voor doen. Bomans had zijn week-strijd tegen het alleen zijn op het eiland Rottumerplaat kunnen beëindigen door via de radio hulp in te roepen en de boot van het vasteland te laten komen.
Alleen zijn wordt steeds schaarser
Er zijn velen die bang zijn voor het alleen zijn. Ze beschouwen het als een probleem. Als een tekortkoming. Als een sociaal falen. Als een onaangepast gedrag. Niet iedereen zal het hiermee eens zijn. Hoe je het ook beschouwt, de conclusie was dat we eigenlijk nooit meer alleen zijn, nooit meer onbereikbaar. Met andere woorden: alleen-zijn wordt steeds schaarser.
We nemen dagelijks 34 gigabyte op
Het was een artikel in Medium.com. Het ging onder andere over de bulk aan informatie die ons bereikt. Er wordt een hoeveelheid van 34 gigabyte genoemd, wat we dagelijks opnemen. Vraag me niet hoe dit berekend is, het equivalent van 174 kranten. Youtubend, Instagrammend, Facebookend, Twitterend, app-end, televisie-kijkend, Vice- en Nu-lezend bouwen we de dagelijkse consumptie van deze 34 gigabyte op. Als strandjutters halen we uit alle hoeken en gaten van het internetstrand onze overlevingswaar. Misschien wel met een onbewuste strategie als motivator: tijd als het grootste tegengif tegen alleen-zijn.
Gemiddeld besteden we meer dan twee uur en 42 minuten per dag op mobiele apparaten.
Het jutten doen we heel versnipperd en gefragmenteerd. Smartphone-informatie wordt afgewisseld met al dan niet uitgesteld televisie kijken, wordt afgewisseld met echte gesprekken in echte kroegen. Gemiddeld besteden we meer dan twee uur en 42 minuten per dag op mobiele apparaten (Flurry, US, 2014). Daar komt televisie-tijd bij.
De twee netwerken in onze hersens
We lezen meer woorden maar maken er geen boeken van, we zien meer beelden maar maken er geen films van, we hebben meer zand maar maken er geen kastelen van. Met andere woorden: we besteden steeds meer tijd aan het gefragmenteerd opnemen van informatie. De verwerkingscapaciteit van ons bewustzijn is beperkt (NYTimes, aug 2014). Onze hersens kunnen op twee manieren aandacht besteden. De eerste modus is specifiek gericht op het uitvoeren van een taak, the task-positive network. Je bent geconcentreerd, je wordt niet afgeleid, je aandacht is volledig gericht op de centrale taak, zoals neuro-wetenschappers dit noemen. De tweede staat waarin je bewustzijn zich kan verbinden is de status van de dagdromer, ook wel genoemd het task-negative network.
Beide taken zijn nodig om tot Grote Gedachten te komen
Deze twee netwerken zijn concurrerend met elkaar. Als je met het een (dagdromen, informatie jutten) bezig bent kun je niet met het ander (taakgericht) bezig zijn. En het aardige nu is dat beide taken nodig zijn om tot Grote Gedachten te komen. Het bedenken van het construct van de piramide kan dagdromend tot stand zijn gekomen. Opeens was daar dat geometrisch inzicht. Het bouwen van de piramides daarentegen is bij uitstek een taakgerichte bezigheid.
Versnipperd jutten heb je nodig
Ander voorbeeld. Alexander Flemming merkte op dat rondom een bepaalde schimmel allerlei bacteriën verdwenen waren. Hij had het kunnen negeren – het had niets met zijn onderzoek naar stafylokokken te maken – maar vrijelijk associërend ging hij zich de vragen stellen die het mysterie van de verdwenen bacteriën moesten oplossen. Daarna kwam hij in zijn taakgerichte houding, en begon aan de cyclus van test, uitslag, analyse, muis, test, en herhaalde dit honderden keren. Het leidde tot het geneesmiddel penicilline.
Met andere woorden: versnipperd jutten (task-negative) en taakgericht werken (task-positive) kan niet allebei tegelijk, maar je hebt ze wel allebei nodig om tot iets moois te komen.
We ontwikkelen steeds minder Grote Gedachten
Dus. Langzaam maar zeker komt er een inzicht. We krijgen steeds meer afleidende informatie prikkels op ons af. Waardoor er steeds minder tijd overblijft om geconcentreerd te werken, wat eigenlijk alleen kan als we alleen zijn, als we niet gestoord worden. En we zijn steeds minder alleen. Met als gevolg dat we steeds minder Grote Gedachten ontwikkelen.
Let nu op. Hier zit een enorme kans. Alleen zijn, in totale concentratie, onstoorbaar en onverstoorbaar zijn, het is een schaars goed. Iets wat schaars is is geld waard. Het loont om alleen te zijn. Je kunt er geld mee verdienen. Nadenken is een productiefactor waarvan de waarde iedere dag groeit.
De tijd is er
Jut duizenden beelden in eenzaamheid en bedenk de film. Verzamel tonnen woorden en schrijf dat boek of bedenk de gedachte. Vervang je zeef door een emmer en bouw dat kasteel.
De tijd is te vinden, met tijd is te schuiven. We kunnen vijf weken per jaar vinden om vrij te zijn, dat heet vakantie. Dan kunnen we toch ook tijd vinden om alleen te zijn? De ingang naar het deurtje ‘alleen’ is er: je moet ‘m alleen af en toe open en heel goed achter je dicht doen.