Verdieping

Ongevraagde beelden: is kijken nog een keuze? [column]

0

Verslaggeefster Caroline van den Heuvel zit op haar hurken vanuit Oekraïne in een rapportage van EenVandaag, op de plaats van de ramp. Uit een gevonden dagboek leest ze een stukje voor. Twitter ontploft. Hoe smakeloos kan je als reporter zijn. Televisie infecteert online, online herhaalt de beelden, een herfstachtige hoosbui met lelijke woorden ploft over Caroline heen. Hoe haalt ze het in haar hoofd.

Frans Timmermans vraagt zich in zijn toespraak in de Verenigde Naties af hoe de laatste momenten van de inzittenden moeten zijn geweest vanaf het moment dat ze wisten dat het vliegtuig neerstortte. “Sloten ze hun handen met hun geliefden? Hielden ze hun kinderen stevig vast? Keken ze elkaar nog een keer aan, in een woordloos afscheid? We zullen het nooit weten.” Timmermans vertelt over de schoft die de trouwring van een slachtoffer van zijn vinger jat. “Stel je voor dat je dit ziet, en dit je echtgenoot is.” De lezing van Timmermans wordt geloofd, geloofd en geprezen. Hij gaf ons woorden, en wij maakten de beelden erbij.

Hij gaf ons woorden, en wij maakten de beelden erbij.

Dezelfde Timmermans vertelt Jeroen Pauw een paar weken later dat één van de passagiers gevonden zou zijn met een zuurstofmasker op. Hij geeft een feit, de luisteraar verbeeldt het zich, interpreteert het en komt tot de conclusie dat er dus tijd is geweest om het mondkapje op te doen. De media tuimelen weer over Timmermans heen, nu boos. Ijdele man. Narcist. Maar wanneer hadden de passagiers elkaar dan moeten aankijken, in hun ‘woordeloze afscheid’? Wanneer hadden ze dan hun kinderen stevig kunnen vastpakken? Waarom mochten die beeldenoproepers in de toespraak van de Verenigde Naties wel en die bij Pauw niet?

Bouton lectureDimitry woont in het gebied waar het vliegtuig neerstortte. Op YouTube vertelt hij: “Mijn vrouw en ik waren aan het eten toen we een vreemd geluid hoorden, buiten. Toen we naar buiten gingen zagen we vlak bij het huis een lichaam liggen. Het moest van een grote hoogte naar beneden zijn gevallen (Dimitry wijst naar boven). Het enige kledingstuk dat nog aan het lichaam zat was een t-shirt. Het was een man. Zijn benen waren gebroken. Ik zag bijna geen bloed. Er is nauwelijks een manier om dit te beschrijven. Hier is mijn huis, en hier gebeurde het allemaal.”

Ook al zegt hij dat er nauwelijks manieren zijn om het te beschrijven, hij doet het. Hij geeft ons de woorden, wij maken de beelden.

Als ik niet kijk, hoe groot is de kans dat iemand mij ongevraagd vertelt wat ik had kunnen zien?

De Paris Match van 24 juli laat foto’s uit Oekraïne zien die weinig en veel tegelijk aan de verbeelding overlaten. Een brandweerman blust op een plaats waar resten smeulen. Je ziet een blote rug van een slachtoffer, hij heeft een donkerblauwe spijkerbroek. Herkenbare knuffels. Gecarboniseerde koffers. Een (vrouwen?)lichaam, blauw t-shirt, korte rok. Rode gympies. Een grote foto laat een graanveld zien, twee pagina’s breed. Een vliegtuigstoel, met daar nog op een man met wit t-shirt en blauwe spijkerbroek. Ik twijfel er niet aan dat naasten de man zouden herkennen.

Video camera viewfinderDe onthoofding van de gijzelaars is gefilmd. Aan ons de keuze om er naar te kijken. Als ik niet kijk, hoe groot is de kans dat iemand mij ongevraagd vertelt wat ik had kunnen zien?

Vind ik, of word ik gevonden?

Eén woord, één beeld, startmotoren voor de verbeelding. Timmerman’s mondkapje mocht niet, zijn ‘keken ze elkaar nog een keer aan?’ mocht wel. Caroline van den Heuvel’s voorlezen mocht niet, de foto’s in Paris Match wel. Televisie laat YouTube zien, tweets in talkshows, Facebook foto’s halen het journaal. Vind ik, of word ik gevonden? Kijk ik, of wordt mij getoond? Hoor ik, of wordt mij verteld? Is kijken of niet-kijken nog een keuze?

Deze column werd eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.

Foto’s met dank aan Fotolia.