De digitale junkie
Ze zijn er altijd, de angstmakers, de doemdenkers, de belichters van de zwarte zijde. De mensheid gaat ten onder, dat is zeker. De vraag is even waaraan. Terroristen vormen een dankbaar motief om angst aan te jagen, van de islamisering wordt gretig gebruikgemaakt om stemmen te winnen, en als dat allemaal electoraal of in kijkcijfers gemeten onvoldoende overtuigt, hebben we altijd nog een klimaatdreiging. Sinds een week hebben we nu ook ‘de verdrinking in de oceaan van digitale junk’.
Dat schrijft Viktor Frölke, in een paginagroot en mooi vormgegeven artikel (pdf) in de NRC. Veel ach, wee, kommer en kwel.
Frölke maakt ons attent op het gegeven dat de digitalisering overal toeslaat; muziek, foto’s, tekst. Het leidt tot een verlies aan overzicht en verlies aan kwaliteit. We worden luier, we spannen ons niet meer in om zorgvuldig een foto te maken maar knippen er maar wat op los. We kijken niet eens meer in de viewer. Tussen klikken en kijken zat vroeger minstens twee weken, dat verhoogt het genot. Dat genot is nu verdwenen, we kunnen meteen kijken immers. Er is sprake van een junkificatie van de privécultuur (!).
Ook alle muziek is binnen handbereik. Een elpee koop je niet meer met zorg, je gaat niet meer luisteren in de platenwinkel, nee, je downloadt maar wat en als je het niet mooi vindt, kieper je het in de prullenbak. De internetkoorts is geen verrijking van de leefwereld, nee, het is een verarming. Luisteren naar muziek en kijken naar foto’s wordt een klinische aangelegenheid.
De enige oplossing is een periodieke onthouding van digitale technologie, zo schrijft Frölke. Hij neemt zich voor om hiervoor de zondag te reserveren. De analoge zondag. Hij probeert het, maar het lukt hem niet. Zat hij toch pardoes weer twee uur achter het scherm.
Typisch toch. Het is een klassiek voorbeeld. Wat Frölke hier beschrijft is het gedrag van een verslaafde. Hij gáát niet ten onder aan de digitale junk, nee hij ís een junkie.
Dat is de grote misvatting die telkens maar weer terug blijft komen. We hebben allemaal een of meerdere kiemen van verslavend gedrag in ons, en het is de vraag of we aan verleidingen kunnen weerstaan. Het internet is de duivel die de appel aanreikt, is de koffieshop op iedere hoek van de straat, is de hoer die lonkt en lokt op alle even huisnummers, is de gokkast die ongevraagd in ieder huis naast de thermostaat wordt geïnstalleerd. De verleide is niet verslaafd aan de duivel, de verleide is verslaafd aan drugs, seks of gokken, en nu eerst wordt het manifest.
Internet is tegelijkertijd ook de fee die met liefde verhaalt over nieuwe boeken, films en muziek, die met groot gemak kopers en verkopers bij elkaar brengt, die menig tijdrovende gang naar de bank of het reisbureau overbodig maakt, die het makkelijk maakt om iemand weer eens te ontmoeten, die het geheugen prikkelt door gierend en verhalend met je gezin oude foto’s (jaja, digitaal) te bekijken, die tijdwinst oplevert zodat de mens terug kan naar zijn hangmat.
Het is aan de mens zelf om die keuze te maken. Duivel of fee?
Deze week maakte uitgeverij Penguin bekend dat het internet niet de rampspoed opleverde die een aantal jaren geleden werd voorspeld. Sterker nog, het internet is een zegen voor uitgevers. Het is het ideale vehikel om mooie boeken onder de aandacht van de lezers te brengen. Vooral de jongere lezers kunnen worden bereikt op een manier die niet eerder mogelijk was. Als voorbeeld werd Spinebreakers genoemd, een internetsite bedoeld voor ‘any story-surfing, web-exploring, word-loving, day-dreaming reader/writer/artist/thinker aged 13-18’.
Enige klacht van Penguin is dat door de bloeiende handel in tweedehands boeken er omzet wordt ingeleverd. Het is typisch de klacht van een uitgever en niet van een boekenlezer. Mogen er nog veel van dit soort klachten volgen.
Deze column is eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.