Dé Krant Bestaat Niet
Kan de New York Times het einde van de geprinte krant overleven? En kunnen journalisten het? Het zijn vragen die worden gesteld in het magazine The Atlantic van deze maand. De NYTimes is een interessante krant, een instituut. In september 2007 zette de NYTimes haar publicaties op het internet open voor iedereen, gratis. De redenering was dat er heel veel lezers zouden komen en dat zou weer aantrekkelijk zijn voor heel veel adverteerders. Maar het tij zit tegen, dit model is bij uitstek gevoelig voor recessies en volgens The Atlantic zou de krant best wel eens in mei dit jaar kunnen ophouden te bestaan.
Vorige week meldde de Wall Street Journal Online (een miljoen betalende abonnees) dat de Mexicaanse miljardair Carlos Slim zich aandiende als de redder van de Times. Een paar dagen later werd bekend dat hij een lening verstrekt van $ 250 mln. De rente is 14,05%, en dan zeggen wij thuis dat het duur geld is. De nood is dus hoog. ‘Het zou ook nog kunnen dat Google, Microsoft of zelfs CBS The NYTimes opkopen en vervolgens strippen’, suggereert Michael Hirschorn in zijn artikel in The Atlantic .
De krant heeft het moeilijk, wordt dan gezegd.
Zelfstandige naamwoorden. De krant. De radio. De televisie. Wat bedoel je als je zegt dat ‘de krant ophoudt te bestaan’? Heb je het dan over het medium papier of over de groep mensen, ook wel redactie genoemd, die kennis ontwikkelt waar een andere groep mensen – de lezers – blijkbaar in geïnteresseerd is? Is een radio het kastje waar de knoppen aan zitten (vroeger de buizenradio, later de transistorradio) of is het het medium? Het woord ‘radio’ is zijn eigen fysieke verschijning al lang ontstegen. Het geldt ook voor het woord ‘krant’.
Als we het over ‘de krant’ hebben, hebben we het al lang niet meer over papier. Volkskrant. Het Financieele Dagblad. Het zijn allemaal mediumontstijgende begrippen.
Nog een oud begrip in relatie tot een krant: lezer. Een lezer is zichzelf ook ontstegen, hij leest niet alleen, hij is ook kijker en luisteraar. Helemaal hopeloos: de krantenlezer. Maar laten we de begrippen ‘lezer’ en ‘krant’ toch handhaven. Voor de duidelijkheid: een krant is een groep mensen die bepaalde gebeurtenissen een betekenis geeft. Een lezer is een persoon die die betekenis graag tot zich neemt via welk medium dan ook. En dat wil hij graag op zijn moment – als het extreem belangrijk is voor hem zo snel mogelijk – en op zíjn plek. ‘In de brievenbus’ is in deze weer een oud begrip: op zijn scherm, op zijn telefoon, op zijn televisie, en, vooruit dan maar, misschien ook af en toe in de brievenbus.
De basale vraag is nu: bestaat er bij de lezer behoefte aan betekenis van gebeurtenissen in de wereld? Het antwoord is: ja. Heeft de lezer er geld voor over? Ja, als die betekenis maar woest goed is. Wil een lezer iets delen met een medelezer? Jazeker, kijk maar naar de top tien van sites op het internet: vijf van de tien hebben te maken met onderling contact. Is er dus bestaansrecht voor een krant? Ja, misschien wel meer dan ooit: er komt zo veel vlak nieuws op ons af, dat er behoefte ontstaat aan reliëf. Over de vorm moeten we het wel hebben.
Er landt een vliegtuig in de Hudsonrivier. De eerste foto werd verstuurd door een twitteraar. Er lopen terroristen te schieten in Bombay. De eerste berichten werden verstuurd door een blogger. De gebeurtenissen zijn snaveltjes die door een krakende eischaal prikken. Dan begint het verhaal pas te leven, dan pas wordt het interessant.
Foto: Janis Krums
Eén ding is zeker: die twitteraar op de Hudson is niet de betrouwbare beeldhouwer van het grote verhaal, net zo min als die blogger in Bombay. Duiden is een vak, journalisten zullen tot in lengte van dagen bestaan. De journalist van morgen – en niet pas overmorgen – is een goed formulerende bloggende twitteraar die met tekstverwerker, iPod en camera overweg kan, en die origineel intelligent is. Snel en bedachtzaam. Relevant.
Laatste vraag: is deze column u vier cent waard? Dan zijn we er namelijk uit, het is genoeg.
Deze column is eveneens gepubliceerd in Het Financieele Dagblad.