Innovatie

Zelfrijdende auto’s: innoveren langs de gebaande paden?

0

Column – Het zal niemand ontgaan zijn: de tech- en auto-industrie zet vol gas in op de ontwikkeling van de zelfrijdende auto. Langzamerhand doet deze haar intrede. Maar welke morele dilemma’s brengt dat met zich mee? En is zo’n zelfrijdende auto wel de oplossing?

Een congres van Vereniging van Nederlandse Gemeenten richtte zich op diverse vraagstukken in relatie tot de rol van de overheid in de informatiesamenleving. De introductie van autonome voertuigen was daar één van.

Nieuwe vragen

Een opvallende manier waarop de zelfrijdende auto aandacht kreeg op het congres, was de presentatie van de Moral Machine. Dit is een onderzoeksplatform dat eind vorig jaar is gelanceerd door MIT. Daarin krijg je als proefpersoon aantal scenario’s voorgelegd, waarbij een zelfrijdende auto een probleem heeft met de remmen. Een botsing is onontkoombaar en de voorgelegde keuze bestaat eruit wie, of wat, de auto in dat geval moet raken.

In elk scenario worden twee keuzes voorgelegd, waarin het slagveld telkens bestaat uit een verschillende samenstelling van kinderen, honden, mannen, vrouwen, daklozen, criminelen, enzovoorts, die al dan niet door rood lopen. Hieronder staat een voorbeeldscenario afgebeeld.

zelfrijdende auto

Aan het einde van het spel krijg je een analyse voorgeschoteld van je persoonlijke ‘voorkeuren’. Zo kan het blijken dat je het vaakst kiest voor het inrijden op honden, gevolgd door kinderen (‘die kun je immers opnieuw maken’, werd luchtigjes geredeneerd door een van de deelnemers), criminelen, enzovoorts. Deze persoonlijke score wordt vervolgens afgezet tegen alle andere deelnemers, om uiteindelijk tot een breed gedragen ethisch kader op macroniveau te komen. Maar dan?

Ook zelfrijdende machines hebben instructies nodig

Stel dat uit het onderzoek zou blijken dat Nederlanders vooral (en ik ga hem heel expliciet maken) de voorkeur geven aan het inrijden op ouderen. Gaan we dan onze zelfrijdende auto’s echt zodanig programmeren? Ook zelfrijdende machines hebben immers instructies nodig. En wat als we over de grens naar het buitenland rijden, waar men bij wijze van spreken de auto juist bij voorkeur wil laten kiezen voor het raken van kinderen? Of misschien krijgen we wel situaties waarin mensen bewust een bepaald automerk kopen, omdat die geprogrammeerd zijn om vooral dieren te sparen? Een nieuwe invulling van de ‘eco-line uitvoering’.

Minstens zo ingewikkeld was overigens de uitkomst van een vergelijkbaar onderzoek vorig jaar. Mensen vinden dat in de eerder genoemde noodscenario’s in principe een zo klein mogelijk aantal mensen het slachtoffer moet zijn. Behálve als dit henzelf betreft. En aangezien de persoon afwisselend zelf de inzittende of de voetganger is, levert dit een aardige patstelling op.

Het mag duidelijk zijn dat bovenstaande denklijnen niet snel tot een bevredigende oplossing leiden.

Oplossing vanuit oud denken

In principe ben ik overigens niet tegen technologie zoals zelfrijdende auto’s, en vooruitgang in het algemeen is waardevol. Bovendien zijn veel innovaties van groot nut of belang gebleken voor het welzijn van de mensheid als geheel, terwijl daar van tevoren vraagtekens bij geplaatst werden. Denk aan de scepsis waarmee mobiele telefonie werd ontvangen.

Behalve de ethische dilemma’s die dit specifieke vraagstuk meebrengt, valt me vooral op dat het toch een beetje voelt als symptoombestrijding. Als een oplossing vanuit oud denken, op basis van hoe we nu gewend zijn te leven, te wonen en te werken.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de benadering om auto’s in eerste instantie verkeersborden te willen laten lezen, zoals wij dat als mensen gewend zijn om te doen. Dat is gewoon een één-op-éénvertaling van de huidige situatie. Maar in dit geval met een toepassing van digitale in plaats van onze ‘biologische’ sensoren. Vervolgens wordt er nagedacht over een nieuw soort borden, of zelfs door andere vormen van signalering. En dat is logisch, want zo ziet de wereld er op dit moment uit. Zo hebben we het verkeerssysteem nu ingericht.

De huidige ontwikkeling van de autonome auto gaat nog steeds uit vanuit de massaliteit waarmee we ons dagelijks moeten en willen verplaatsen. Bijvoorbeeld om naar ons werk te gaan. Er is kennelijk een grote afstand tussen waar we willen zijn en waar we moeten zijn. Wat zegt dat over de concentratie of verspreiding van passende werkgelegenheid, recreatie, natuur en prettig wonen? En is de zelfrijdende auto daarop wel het juiste antwoord?

Ander perspectief

We kunnen het ook over eens over een heel andere boeg gooien. Bijvoorbeeld door in te zetten op meer samenwerken in een virtuele omgeving.

We zouden leegstaande kantoorpanden, die in ongeveer in elke stad en elk dorp beschikbaar zijn, kunnen inrichten als virtuele samenwerkingshubs. Je wandelt of fietst er ’s ochtends fluitend naar toe, laadt een programma met een setting zoals, pak ‘m beet, de Bahama’s, en wacht tot alle deelnemers van de vergadering zijn ingelogd. De ruimte is natuurlijk bij het reserveren van de locatie en het inladen van het programma alvast op temperatuur gebracht en de fruitshakes staan al koud.

Mocht het je op een gegeven moment te virtueel worden, dan maak je gewoon een ommetje met andere gebruikers van de ‘vr-hub’. Dat is niet alleen gezellig en gezond vanwege de lichaamsbeweging, maar ook nog eens goed voor je netwerk, zullen we maar zeggen. De reistijd die je daarmee bespaart, kun je daarna gezellig met gezin, vrienden of buren doorbrengen.

Meerdere wegen naar Rome

Zo zijn er ongetwijfeld veel meer oplossingen te bedenken als antwoord op ons mobiliteitsvraagstuk en een landelijke verspreiding van prettig werken en wonen.

Welke mogelijkheden zie jij?