Naming & shaming: wanneer valt de eerste Facebook-dode?
Burgeropsporing via internet werkt. Daders van misdrijven lopen veelal tegen de lamp zodra het grote publiek foto’s of videobeelden onder ogen krijgt. Toch is deze opsporingsmethode niet onomstreden. Het gevaar bestaat dat digitale burgerwachten vroeg of laat het recht in eigen hand nemen.
Nare uitwerkingen
Het kan nooit kwaad om misstanden aan de kaak stellen, maar naming & shaming heeft soms nare uitwerkingen. Journalist Jelle Brandt Corstius kan erover meepraten. Onlangs riep hij zijn duizenden volgers op Twitter op om in opstand te komen tegen de ‘volkomen verrotte financiële wereld’. Brandt Corstius richtte zijn pijlen daarbij direct op voormalig SNS-topman Sjoerd van Keulen.
Zijn appèl op Van Keulen om diens bonus in te leveren kreeg veel bijval. Na ernstige bedreigingen moest de gewezen bankier zelfs onderduiken. Dat was natuurlijk niet de bedoeling van de journalist, maar kennelijk beschouwden sommigen zijn oproep als een vrijbrief om een heksenjacht te ontketenen.
https://twitter.com/jellebc/status/303571852834525184
Maatschappelijke verontwaardiging kan zomaar omslaan in blinde volkswoede. Zo werd een 22-jarige man begin januari door acht belagers geschopt en geslagen op de Vestdijk in Eindhoven. Hij liep een zware hersenschudding en verwondingen aan zijn hoofd op. De mishandeling werd vastgelegd met een bewakingscamera. De politie gaf de beelden vrij en riep mensen op om zich te melden als ze de daders herkenden.
https://youtu.be/EF4_rDWVvfs
Heftige reacties
De videobeelden werden massaal bekeken op YouTube. Op social media dook een foto van de verdachten op die talloze malen werd gedeeld. Ook de namen van de vermoedelijke daders kwamen zo aan het licht. De reacties waren heftig. Mensen wilden het liefst het recht in eigen hand nemen. De woede van het publiek was begrijpelijk, maar ook buiten alle proporties.
De acht verdachten van de mishandeling zijn inmiddels opgepakt. Het vrijgeven van de beelden heeft zeker bijgedragen aan het vinden van de daders. Social media hebben zich als recherchemethode ruimschoots bewezen. De keerzijde van de medaille is dat mensen zich in hun opsporingsijver ook met de veroordeling gaan bemoeien. Dat kan ver gaan. Zo werd een man uit Waalre zwaar bedreigd, omdat hij toevallig een naamgenoot is van een van de Vestdijk-verdachten. Zijn naam en telefoonnummer belandden ongecheckt op internet.
De rede is ver te zoeken. Schaamteloze scheldpartijen, haatmails en doodsverwensingen zijn aan de orde van de dag. In de betrekkelijke anonimiteit van internet lijkt alles geoorloofd. Slechts een enkeling bekommert zich nog om privacy, bewijslast of waarheidsvinding. Grenzen vervagen, waardoor de rechtsgang onder druk komt te staan. Advocaten wrijven zich in de handen, want verdachten zijn al bij voorbaat publiekelijk veroordeeld. Een beter pleidooi voor strafvermindering is nauwelijks denkbaar.
Eigenrichting
Onderzoek wijst uit dat veel mensen digitale kanalen accepteren als opsporingsmethode. Adviesbureau Accenture hield een steekproef onder gebruikers van social media. Van de ondervraagden gelooft 72 procent dat social media kunnen helpen bij het oplossen van misdrijven. Ruim de helft meent dat social media de politie op alle terreinen kan helpen.
Volgens professor Henri Beunders van de Erasmus Universiteit ligt het gevaar van eigenrichting op de loer. In zijn ogen is het een kwestie van tijd voordat iemand het slachtoffer wordt van een wraakactie. Mensen hebben het recht om zichzelf te verdedigen, maar dat is iets anders dan het recht in eigen hand nemen. Niet zelden geldt noodweer als een excuus om buitensporig geweld te rechtvaardigen.
Beunders onderzocht de rol van sociale media in de opsporing door politie. Hij ziet veel voordelen in burgeropsporing via digitale kanalen. Toch waarschuwt hij voor de gevolgen. Burgers moeten zich volgens de hoogleraar Geschiedenis van Maatschappij, Media & Cultuur bewust blijven van hun rol in de rechtsstaat. Ook wijst hij op ethische bezwaren van naming & shaming. Beelden die eenmaal op internet belanden, komen er nooit meer van af. Vermeende daders én slachtoffers ondervinden er levenslang de gevolgen van.
Wanted: dead or alive
Het ministerie van Veiligheid en Justitie houdt er minder scrupules op na. Minister Opstelten is een warm pleitbezorger van onorthodoxe opsporingsmethoden. Ook staatssecretaris Teeven zit op deze resolute lijn. Bij een inbraak in het Brabantse Diessen kwam de insluiper om het leven na een confrontatie met de bewoners. Teeven noemde het een ‘inbrekersrisico‘.
Minder blauw op straat, meer daadkracht op de digitale snelweg. Dit lijkt het devies te zijn van Opstelten en Teeven. Als burgers zich met de opsporing mogen bemoeien, dan staan ze ook vooraan bij de vervolging. Dat is op zijn minst onhandig. De bewindslieden geven zo voeding aan de sluimerende lynchethiek die in onze samenleving heerst. Onbedoeld roepen ze op tot een volksgericht. Wanted: dead or alive. Zonder flankerend beleid van justitie is het wachten op de eerste Facebook-dode.