Twitteren naar het licht – over onbehagen, virtualiteit en informatieoverload
“Hoe was mijn weekend?’, vroeg ik op een maandagochtend aan een collega. Via Twitter had ze immers zo’n beetje al mijn activiteiten van de afgelopen dagen kunnen volgen. De komisch bedoelde vraag wekte afgrijzen bij de andere aanwezigen. Was het nou echt nodig om elkaar ook buiten het werk lastig te vallen met alles waar je mee bezig bent?
Het onbehagen over sociale media lijkt soms even krachtig als de aantrekkingskracht ervan. Blogplatforms als Twitter en Facebook zijn niet zomaar voorwerpen die je kunt gebruiken of links kunt laten liggen. Je moet er een mening over hebben. Voor of tegen. Op een gemiddelde verjaardagsborrel is zeggen dat je twittert, net zoiets als vertellen dat je vegetariër bent. In plaats van dat je wordt uitgenodigd om iets over je liefhebberij te vertellen, zul je je eigenaardige gedrag moeten verantwoorden. Wie zich op zo’n moment in het nauw gedreven voelt, doet er goed aan erop te wijzen dat op Twitter heel wat nuttige informatie te vinden is, of dat sociale media een baanbrekende rol vervulden bij democratiseringsprocessen in het Midden-Oosten. Zeg vooral niet dat je er voornamelijk prietpraat uitwisselt.
Niet de hele wereld twittert
De suggestie dat de hele wereld blogt en twittert is dan ook zwaar overtrokken. Alleen jongeren zijn stevig vertegenwoordigd op sociale media. Voor generaties die zijn opgegroeid met MSN en Hyves zijn digitale ontmoetingsplaatsen een vanzelfsprekend deel van het dagelijks leven. De rest kijkt hoofdschuddend toe. Hoogstens een paar procent van alle Nederlanders heeft een actief twitteraccount. Dat desondanks de invloed van Twitter groot is, komt doordat traditionele media er graag naar verwijzen. Een twitterstream is altijd hip. En BN’ers en opiniemakers zorgen via hun tweets voortdurend zorgen voor saillante quotes.
Wie niet is grootgebracht met klikken en zappen, moet van ver komen. Toen de koningin in haar kersttoespraak van 2009 haar bezorgdheid uitsprak over sociale media, wees ze op belangrijke waarden als saamhorigheid en sociaal contact. Sociale media zouden het bestaan leeg en afstandelijk maken. En hoewel twitteraars luid protesteerden, vermoed ik dat heel wat onderdanen hare Majesteits zorgen deelden.
Angst voor het onbekende
Onbehagen over nieuwe media is van alle tijden. Grote uitvindingen als het schrift, de boekdrukkunst en de telefoon gingen steevast gepaard met gevoelens van zorg en twijfel. Bij elk nieuw medium ontstaat een nieuwe ‘Afscheiding der Geesten’, zoals mediahistoricus Henri Beunders het onlangs in Trouw (22 januari 2011) formuleerde. De gelovigen hier en de haters daar.
Het is voorbarig om gevoelens van ongemak over nieuwe media af te doen als angst en conservatisme. Interessanter is om je af te vragen hoe het komt dat grote mediavernieuwingen voor onbehagen zorgen. Ik denk dat een deel van het antwoord erin ligt dat media in grote mate onze verbinding met de werkelijkheid bepalen. Media brengen mij in contact met anderen en met de wereld. Ze brengen mij zelfs in contact met mijzelf.
Dat geldt voor oude media even sterk als voor nieuwe. Maar op het moment dat nieuwe media het speelveld betreden, laat juist het nieuwe karakter ervan deze gemedieerdheid in volle hevigheid oplichten. Het nieuwe medium nestelt zich tussen mijzelf en de wereld, en nodigt mij uit om opnieuw positie te kiezen en te reflecteren op de wijze waarop ik mij verhoud met de mensen en dingen om mij heen. Dat wil ik toelichten door hierna drie kenmerken van Twitter te bespreken.
Babbelen met jezelf, tussen anderen
Het wonderlijke aan Twitter is dat we communiceren met iedereen en niemand. Ik plaats mijn bericht over de staat van mijn verkoudheid, zonder me daarbij tot iemand in het bijzonder te richten. Ik praat wat voor mij uit, en in feite praat ik vooral met mezelf. Mijn 243 followers doen er maar mee wat ze willen.
Dat ik schrijf voor mijzelf is niets nieuws. Ook in een oeroud medium als het dagboek kan ik mijn schrijfsels uitsluitend tot mezelf richten. Dat is typisch menselijk. We kunnen afstand nemen van onszelf, met onszelf in gesprek gaan. Media spelen daarbij een belangrijke rol. Ze geven woorden en beelden aan wat in ons binnenste nog diffuus en ongrijpbaar is. Schrijven in een dagboek of blog helpt om een ervaring beter te begrijpen. Net zoals praten over gevoelens een genezende werking kan hebben. Volgens sommige filosofen zijn media constitutief voor de ervaring. Ze bemiddelen tussen mijn innerlijke wereld en de werkelijkheid daarbuiten. Maar in dezelfde beweging geven ze beide gestalte.
Anders dan het dagboek is het karakter van Twitter door en door sociaal. Want de aanwezigheid van anderen stimuleert mij om met mijzelf te praten. Misschien worden mijn woorden opgemerkt. Misschien roepen ze nieuwe woorden op. Op mijn ijdelste momenten schrijf ik alleen maar in de hoop dat mijn mededeling gereproduceerd wordt en daarmee vereeuwigd. Zodra mijn woorden zich over het web verspreiden, verdwijnen ze nooit meer.
Zo kletsend krijgt niet alleen mijn ervaring gestalte maar ook mijn identiteit. Te midden van mijn followers word ik wie ik ben. Ook dat is niet nieuw of uniek. Ook in de echte wereld bouw ik mijn identiteit door deze te schragen aan die van anderen. De krant die ik lees, de kleren die ik draag en de loze praatjes over het weer maken deel uit van het voortdurende gesprek over wie ik ben. Ook in het dagelijks leven speel ik allerlei rollen. Nu de vakman, straks de huisvader.
De mogelijkheden van de virtuele wereld zijn echter eindeloos. Ik kan mijn identiteit verder dan ooit oprekken. Als een hyper-individualist kan ik experimenteren met pseudo-persoonlijkheden en de digitale omgang zoeken met personen die zich aan de rafelranden van mijn identiteit bevinden.
Ondertussen loopt dat niet zo’n vaart. De meeste twitteraars selecteren elkaar op gelijkenissen rond beroep, interesses of politieke voorkeur. Twitter geeft mij zelfs suggesties voor mensen met de kwalificatie ‘similar to you’. Bovendien brengen nieuwe media iets terug van het premoderne verband waarin we altijd in direct contact stonden met onze stamgenoten en waarin er altijd een grote mate van inkijk is. De moderne tijd heeft mij, net als zo velen, verder verwijderd van mijn familie en vrienden dan mij lief is. Nieuwe media herintroduceren de voortdurende nabijheid van – en terloopse inkijk in elkaars leven. Daarbij knutsel ik aan mijn identiteit maar bed ik mij tegelijk in in een gemeenschap. Mijn privacy is tot op zekere hoogte belangrijk, maar het delen van mijn leven is dat evenzeer.
Virtueel leven
Een tweede kenmerk van Twitter is virtualiteit. Dat begrip heeft onder meer de betekenis van mogelijkheden in zich. Fysieke en temporele beperkingen doen er weinig toe. Twitter is een café dat altijd open en nabij is. Het onbehaaglijke aan een virtuele omgeving is de evidente gemedieerdheid van alle activiteiten. Ik bén niet in een café. In plaats daarvan bevind ik me in een stadsbus te midden van medereizigers van wie ik slechts de over smartphones gebogen ruggen zie. Waar is er nog direct contact? Hoe lang nog voordat ik ook mijn verjaardagsfeestje op Twitter doorbreng?
De voorkeur voor onbemiddeld contact kent een lange traditie in onze cultuur. We kunnen zelfs Plato’s grotmythe in herinnering brengen. In zijn beroemde metafoor stelt Plato menselijke wezens voor als grotbewoners die zich er niet van bewust zijn dat er een wereld buiten de grot is. Doordat ze zijn vastgebonden, met hun rug naar de uitgang, zien ze alleen de schaduwen van zichzelf die door een vuur op de grotmuur worden geworpen. Die schaduwen houden ze abusievelijk voor de echte werkelijkheid.
De grotbewoner is ook het archetype van de twitteraar. Die zit – bijvoorbeeld in een bus – met de rug naar de werkelijkheid, schimmige tekens producerend in plaats van op te zien naar de werkelijkheid om zich heen. Hij of zij spreekt niet, maar schrijft. Dat alleen al is onbehaaglijk. Plato zelf had ernstige twijfels over het schrift als medium. De waarheid kon het beste in het levende gesprek van persoon tot persoon genaderd worden. Niet gemedieerd door taal en teken, maar in een levendig gesprek van persoon tot persoon. De klanken wellen rechtstreeks op uit de borst, geen gebaar of nuance gaat verloren. Veel dichter bij de bron kun je niet komen. Vertwijfeling over verlies aan direct contact hebben we herhaald gezien toen de boekdrukkunst en de telefoon opkwamen.
Platoonse – en trouwens ook romantische – idealen van nabijheid, oorspronkelijkheid en direct contact laten zich maar moeizaam verenigen met meer modernistische verworvenheden als reproduceerbaarheid, individualisme en fragmentatie. Geen wonder dat velen zich ontheemd voelen als ze een wereld betreden waarin mensen zich met elkaar verstaan in 140 tekens (de maximale lengte van een tweet). Toch kunnen we ons afvragen in hoeverre de wereld van de sociale media inderdaad virtueel is. Allereerst leiden nieuwe media in de regel niet tot minder echt contact. Wie te lang via Twitter praatjes uitwisselt met de kennis van een vriend, ontkomt er vroeg of laat niet aan om haar een theevisite te brengen. Ten tweede vaart ook de materiële wereld wel bij de virtuele. Nooit eerder bezaten mensen zo veel smartphone’s en ipads. Een tergend onbehagen voor wie al afhaakte bij de vhs-recorder. Maar toch een opleving van een zeer zinnelijke wereld van tasten, kijken, luisteren.
Meer filosofisch kunnen we erop wijzen dat ook de gewone wereld door en door virtueel is. Want waar begint eigenlijk deze ‘werkelijke’ wereld? In de vergaderkamer waarin ik mijn gesprekspartners, de muren en het meubilair direct aanschouw en waarin we ons buigen over een vel papier? Maar op het papier staan de namen van mensen in die zich in andere gebouwen in vergaderkamers bevinden. Het document opent voor mij een door en door virtuele wereld van mensen die ik misschien nooit zal ontmoeten in levende lijve, maar die volgende week misschien bepaalde werkzaamheden ter hand zullen nemen, doordat mijn gesprekspartners en ik er nu over praten… Bij nader inzien dient de werkelijkheid zich voor het grootste deel gemedieerd, of laten we zeggen virtueel, bij mij aan. Ondanks de bezwaren van Plato, kan ik mij geen wereld zonder schaduwen voorstellen.
Nieuwe media kunnen we dan ook zien als een gemankeerde nabootsing van wat echt is. Maar ze laten – juist doordat ze een afstand proberen te overbruggen – tegelijk iets zien van de wezenlijke gemedieerdheid van al onze ervaringen en contacten.
Is daarmee elk onbehagen misplaatst? Niet per se. We doen niets af aan de les van Plato in dat het vinden van waarheid een inspanning is waarbij we ons voortdurend moeten verlossen van beknellende ketens en ons wenden naar het licht. Dat betekent dat ik moet blijven opletten om niet kritiekloos mee te praten met alle oordelen en meningen die mij om de oren suizen. In de wervelwind van berichten zal ik sterk moeten staan om zelfstandig een oriëntatie te vinden. Ik moet maat houden en kritisch blijven, als ik wil voorkomen dat mijn avatar een schijngestalte wordt die alles doet wat ik in real life zou afkeuren.
De bezorger is de boodschap
Een derde vorm van onbehagen gaat niet alleen over twitter maar eerder over de informatiecultuur waarvan sociale media onderdeel uitmaken. Dat is een cultuur waarin we onszelf onverzadigbaar informeren. Er zijn oneindig veel informatiebronnen beschikbaar over oneindig veel onderwerpen. Toch komen we altijd informatie tekort. Misschien niet als we op zoek zijn naar het goedkoopste vliegticket. Maar als we moeten beslissen over complexe maatschappelijke of morele vraagstukken is het een ander verhaal. Moet ik mijn kind inenten tegen Mexicaanse griep? Helpt het verminderen van mijn CO2-uitstoot werkelijk de klimaatveranderingen tegen te gaan? Zíjn er eigenlijk wel klimaatveranderingen?
Als u net als ik geen tijd hebt om diepgaand onderzoek te doen, kunt u verschillende strategieën kiezen. U kunt vertrouwen op politici, deskundigen en journalisten. U kunt twitteraars volgen die de relevante berichten selecteren, of die dezelfde mening als u zijn toegedaan. Ook kunt u vertrouwen op lotgenoten in fora die u waarschuwt dat de overheid uw kinderen een chip wil inenten om u beter in de gaten te kunnen houden.
Het onbehaaglijke is dat het informatieaanbod zo overweldigend is dat ik het zelf niet meer kan ontsluiten. Ik ben afhankelijk van personen en instanties om mijn informatietekort te lenigen. Daarmee accepteer ik dat verreweg de meeste informatie voor mijn blik verborgen blijft. Of de wereld door de totale informatie transparanter wordt, is dan ook maar de vraag. Het is veelbetekenend dat de Wikileaks-bestanden zo omvangrijk zijn – alleen al over Afghanistan meer dan 90.000 documenten – dat ik zelfs geen fractie ervan zou kunnen doornemen. Daarom zijn traditionele journalisten nodig om ze te selecteren, bewerken en publiceren. Wie heterogene berichtgeving belangrijk vindt, moet hier de verwachtingen laag houden. We zien dezelfde berichten terugkeren in verschillende media, waarna politici ze oppikken, waarna ze weer in andere media opduiken…
Ook op sociale platforms gaat het duiden en doorgeven van nieuws 24 uur per dag door. De persoon is daarbij de boodschap. Politici spelen in op de behoefte aan personificatie door zelf een keurmerk te worden, door hun uitspraken retweetable te maken en door hun beleid persoonlijk te maken. Wie het grote thema weet te verbinden aan Henk en Ingrid of Joe the Plumber, is spekkoper.
Besluit: verlangen naar nabijheid
Ervaringen van onbehagen over Twitter en andere nieuwe media hebben gemeen dat ze een verlangen naar nabijheid tonen. We willen authentiek contact in een wereld die aanraakbaar is en die we tot menselijke proporties kunnen terugbrengen. Tegelijk zien we dat deze wereld niet anders kan dan ‘gemedieerd’ bij ons te komen. Dat is bij oude media niet anders dan bij nieuwe.
Het heeft weinig zin om media op zichzelf als positief of negatief te kwalificeren. Wel kunnen in het gebruik wenselijke en minder wenselijke praktijken ontstaan. Reflectie daarover kan richting geven aan je eigen mediagedrag. Neem bijvoorbeeld de excessen van Twitter. Twitteren kan omslaan in papegaaien als steeds meer afzenders dezelfde informatie aanbieden. Een toename van het aantal bronnen leidt dan alleen maar tot eenheidsworst. Ook kunnen we al twitterend onze tijd verdoen, net als voor de televisie. En er zullen zeker twitteraars zijn die achter hun avatar het contact met hun ‘echte’ identiteit kwijtraken.
Daar staat tegenover dat op dezelfde excessieve manier via Twitter en Facebook de meest vitale ideeën ontstaan. Ook kunnen er nieuwe gemeenschappen opkomen die revoluties ontketenen. En daarnaast is er niets mis met klassieke waarden als gezelligheid en sociaal contact, dit keer in een virtueel verband.
Met zulke observaties wil ik het onbehagen over nieuwe media niet relativeren als het koppige verzet van een analoge generatie. Het is interessanter om ervaringen van onbehagen productief te maken. Want ze onderstrepen weer eens dat media een grote invloed hebben op de ontwikkeling van identiteit, gemeenschap, ideeën en diversiteit. Media zijn een verlengstuk van onszelf. Ze helpen de wereld van de directe en alledaagse ervaring te verbinden aan de wereld achter de horizon.
Dat is ook van belang voor wie zich zoals ik bezighoudt met voorlichting over politiek-maatschappelijke issues. Want hoe breng je beleid voldoende nabij om kiezers hun democratische rechten goed te laten uitoefenen? Dat is geen gemakkelijke opgave. Mijn eigen tastbare microwereld is uit een heel andere stof is geweven dan de wereld die naar voren komt in websites, statistieken en onderzoeksrapporten. Soms lijken de werelden volkomen gescheiden van elkaar te bestaan. Neem de bio-industrie als voorbeeld. Het is een koud kunstje om via internet feiten en cijfers te vinden over wat er nodig is om kiloknallers op de schappen te krijgen. Tegelijk is de wijze waarop dieren in Nederland veranderen in consumptievlees, volstrekt aan het oog onttrokken.
Een mogelijke strategie voor beleidsmakers en politici is om het vizier volledig op de microwereld te richten. Dat is in feite de strategie van de PVV. Een missie naar Afghanistan? Los liever de problemen in Gouda op. Dierenwelzijn bevorderen? Niet door de excessen van de bio-industrie terug te dringen, maar door een animal cop naar het verwaarloosde paard van de buren te sturen. Opwarming van de aarde? Heb je gevoeld hoe koud het was in december? Een ander uiterste is om de mensheid altijd boven de individuele mens te stellen. Dat is een verwijt dat met name de progressieve elite van de afgelopen decennia zich kan aantrekken. Wie alleen oog heeft voor de macrocijfers en voor verlichte waarden, neemt – om maar wat te noemen – de levensechte excessen van immigratie in de kansenwijken eenvoudig niet meer waar.
Hoe brengen we de uitersten in verbinding? Een pasklaar antwoord lijkt niet voorhanden. Maar voor mijn gevoel zijn verhalen en verbeelding onmisbare elementen, zowel in oude als in nieuwe media. De dilemma’s en tegenstrijdigheden rond vleesproductie in onze maatschappij kon niet pregnanter uitdrukking krijgen dan in de experimenten van de kunstenares Tinkerbell. Wie zich ongemakkelijk voelt over de onschuldige hamsters die urenlang in bollen rennen, ontkomt er niet aan om ook andere vragen over dierenwelzijn te stellen. Een ander voorbeeld vormen nog altijd de verkiezingstoespraken van Obama. Een van de verrassende elementen daarin was de inhoudelijkheid. In een tijd waarin alles om de soudbites draaide, slaagde Obama een half uur lang diep in te gaan op een beleidsprobleem, en zijn quotes toch ’s avonds in alle nieuwsprogramma’s herhaald te zien. Hij sprak voortdurend over de personen over wie het beleid ging, en wist tegelijk een omvattende visie te formuleren.
Wat zulke voorbeelden gemeen hebben is dat ze een doorleefde belangstelling tonen voor wat we aan den lijve ervaren, en dit perspectief koppelen aan de werkelijkheid van de statistieken en studeerkamers. Het waarachtige van verhalen is daarbij dat ze dit doen zonder de dilemma’s op te heffen, of het ene perspectief tot het andere reduceren. De opgave blijft om op veel verschillende manieren het kleine met het grote te verbinden.
Dat is ook de dagelijkse werkelijkheid van Twitter en Facebook waarin duizenden microblogs een intieme inkijk geven in revolutionaire gebeurtenissen in het Midden-Oosten en ook in de eetgewoonten van een collega. Daarbij moeten we er maar aan wennen dat het wezenlijke en het banale voortdurend elkaar voortdurend raken. Zoals een twitteraarster meldde in de tijd van de Egyptische opstand: “Het plein kookt van woede, nu mijn aardappelen nog.”