Onderwijs 2.0: Een ware transformatie
Er is al veel geschreven over het nieuwe werken, enterprise 2.0, organisatie 2.0, 2.0-tools ter bevordering van effectiviteit en efficiency van organisaties en bedrijven. Ze vliegen ons om de oren. Waar relatief weinig aandacht aan besteed wordt is de vraag die het nieuwe werken aan ons onderwijs stelt. Wat betekenen de maatschappelijke en technologische veranderingen voor het nieuwe leren? En is het huidige onderwijs toegespitst op het werken in een 2.0-wereld? Een pleidooi voor het investeren in onze toekomst, een pleidooi voor het investeren in onderwijs 2.0.
Één van de aardigste visionairs op dit gebied vind ik sir Ken Robinson die dit jaar de RSA Benjamin Franklin medal ontving voor zijn gedachtegoed. Zijn ideeën kun je in korte of in lange versie bekijken op het internet. Hij houdt een inspirerend en humoristisch pleidooi met de titel Changing paradigms over waarom onze onderwijssystemen niet meer voldoen in deze sociaal maatschappelijke context.
De huidige onderwijssystemen zijn teveel van buiten naar binnen gericht. Te weinig kijkend naar de mogelijkheden van het individu, teveel vanuit wat het land (nu) zogenaamd nodig heeft. Gedreven door veel beleid en weinig principes. Wat leidt tot een wereldwijde crisis in human resources.
Hij pleit voor een transformatie van het onderwijssysteem. Waarin we de fundamentele veronderstellingen van het systeem veranderen naar principes van intelligentie, mogelijkheden, economische doeleinden en wat mensen zelf nodig hebben. Onderwijs in deze tijd moet gebaseerd zijn op een ‘model of personhood’. Een model gedreven door veranderingen in maatschappij en technologie waarbij hij het onderscheid maakt tussen digital natives (geboren na 1980) en digital immigrants (geboren voor 1980) De digital natives typeert hij als de jongelui die geen horloge dragen, omdat ‘tijd’ overal is. Op het mobieltje, op de laptop op de iPod. Zij gebruiken geen apparaten voor ‘slechts’ één functionaliteit. Deze (digitale) generatie heeft de behoefte om vers te denken, te innoveren, nieuwe sociale systemen te bouwen, frisse manieren om met andere mensen te binden én met zichzelf. Het huidige onderwijssysteem probeert de toekomst te ontmoeten door te blijven doen wat het deed. Daarmee vervreemden zij kinderen die geen nut zien in het klassikale onderwijs, het fysieke ‘naar school toe gaan’.
De route naar een diploma in de huidige setting is een route die de kwaliteiten en mogelijkheden van de leerling en wat zij voor zichzelf als van belang achten om te slagen, marginaliseert. Een diploma is geen garantie meer zoals dat vroeger was. Het huidige onderwijs anesthetiseert (zoals Robinson zegt), het daagt niet uit, het bestaat uit productielijnen, schoolbellen om het uur, specialisatie in aparte onderwerpen en je doorloopt het onderwijs op basis van leeftijd (the ‘date of manufacturing’); niet gedreven door wat je nodig hebt of waar je goed in bent. Je leert dat één antwoord het goede is. Dat je dat zelf moet weten te achterhalen, want als je kopieert dan kijk je af en dat wordt bestraft. Buiten de school heet dat trouwens samenwerken. Een erg geïndustrialiseerde kijk op de wereld.
In deze tijd hebben we behoefte aan innovatie, aan verschillende manieren om naar een vraagstuk te kijken en diversiteit in oplossingen. Oftewel: aan originele ideeën die waarde toevoegen (wat trouwens de definitie van Robinson is voor creativiteit) Daarvoor legt Robinson de parallel naar het paradigma van een organisme. De meest bijzondere groei ontstaat in groepsverband, door samen te werken. Op basis van gevoelens, verbindingen, motivatie en eigenwaarde, een gevoel van identiteit en gemeenschapszin.
De kloof tussen het huidige leren en het nieuwe werken
Steeds meer bewegen wij de hiervoor beschreven kant op in onze manieren van werken, het beroepsleven en in ons dagelijks werk; geholpen of gedreven door de technologie. Veel bedrijven en volwassenen vinden hun weg langzaam maar zeker. Die beweging is nog onvoldoende zichtbaar in ons onderwijs. Natuurlijk wordt er volop geëxperimenteerd met tools die suggereren dat het onderwijs onderdeel is van ‘de nieuwe wereld’. Maar de basis, de principes waarop de onderwijsinstellingen zijn gebaseerd en worden ingericht, zijn nog de uitingen van de industriële revolutie.
En daarmee ontstaat er een kloof tussen opleiding/ leren en het werkende leven. Van wat leerlingen hebben afgeleerd in het onderwijs, wordt steeds meer verwacht dat zij dat weer aanleren als zij de arbeidsmarkt betreden; originaliteit, authenticiteit, zicht op eigen talenten en ontwikkelingsmogelijkheden, zelfredzaamheid en de wens om te groeien en professionaliseren door verbindingen aan te gaan.
Onderwijssysteem moet veranderen
De paradigmashift die Robinson voorstelt onderschrijf ik. Daarin ben ik gelukkig niet de enige. Dan blijft de uitdaging wel om dit te vertalen naar veranderingen die ons in staat stellen het onderwijssysteem aan te passen. In mijn optiek ligt (een deel van) het antwoord op de vraag wat dit betekent voor ons onderwijssysteem, gelegen in het volgende.
De shift beschrijft de beweging naar een leven lang leren, anyplace, anytime, anywhere. Een systeem waarin je, net als in het dagelijks leven, verbindingen creëert met mensen die je helpen in je ontwikkeling/ het leren. Waarin het mogelijk is om in verschillende rollen het leren vorm te geven. Waarin rekening gehouden wordt met de ontwikkeling die je doormaakt van kind naar volwassene. Van ‘droog’ leren van basale kennis, naar een situatie waarbij jij uitmaakt wat je leert en de omgeving ‘slechts’ faciliteert op een manier die goed voor jou is en waarin je jouw mogelijkheden kunt ontdekken en benutten. Overigens, er zijn wel initiatieven die deze kant op bewegen. Wat mij betreft echter nog niet vooruitstrevend genoeg. Maar daarover straks meer.
Deze doorvertaling vraagt om flexibiliteit in het organiseren van leren. Het vraagt om een omgeving die bestaat om leren te faciliteren en dit als (enige) bestaansrecht heeft.
Hoe we het noemen maakt niet uit
Er is op het moment veel te doen rondom een vernieuwing van het onderwijs; de invoering van competentiegericht onderwijs. Er zijn voorstanders en criticasters die met elkaar over de tafel rollen of dit nieuwe wondermiddel nu wel of niet gaat werken om de gewenste verandering tot stand te brengen. Een nieuwe leermethode (zoals competentiegericht onderwijs) is niet de oplossing, het is ook niet per definitie zo dat het niet gaat werken. Het is ‘slechts’ de verkeerde focus en dito discussie. Het gaat niet om de methode die we introduceren, maar om de basisprincipes waarop de methode rust en de wijze waarop wij het inrichten.
Je hoort mij niet klagen als competentiegericht onderwijs betekent dat de lerende écht centraal staat en daarmee dus het leren van een individu wordt gefaciliteerd, groei mogelijk wordt gemaakt door een eigen ‘eco-systeem’ dat bestaat op principes als transparantie, keuzevrijheid, openheid, groeien door te delen, recombineren van kennis, waarde toevoegen door te doen waar je goed in bent, het omarmen en ten volste benutten van diversiteit.
Onderwijs 2.0; wat is dat dan?
Één ding is zeker. Het huidige onderwijs voldoet niet aan de hierboven beschreven beschouwingen. Hieronder een poging om de beweging te laten neerslaan in wat ik dan maar even de onderwijs 2.0-ontwikkelvlakken noem.
De school
in de traditionele manier van een fysiek gebouw waarin tijdens lesuren docenten kennis overdragen aan leerlingen, past niet meer. Het bestaansrecht van de school als certificeringsinstantie verdwijnt ook al steeds meer. Uiteraard blijft de waarde van ontmoeten bestaan, maar daar zijn talloze manieren voor met behulp van de technologie van tegenwoordig. De school wordt vervangen door een (voor ieder individu anders ingericht) ‘eco-systeem’ waarin rondom de leerwensen groepen ontstaan; groepen die bestaan uit experts, geïnteresseerden, onderzoekers, praktijkmensen en mensen die het ‘vak’ willen leren; leervormen die gericht zijn op het afkijken van de kunst, oefenen, onderzoeken, kennis uitwisselen en uitdiepen en peer-to-peer ontwikkeling; toetsing, certificering of diplomering die niet gebaseerd is op generieke meetlatten die leiden tot afvlakking en middelmatigheid, maar op rating en waardering door leden van het eigen en andere ‘eco-systemen’.
De relatie van docent en student
in de traditionele vorm is achterhaald en onrealistisch. Het in stand houden van een docent die ‘de wijsheid in pacht heeft’ en een student die luistert en getoetst wordt op de mate waarin hij/zij in staat is de aangeboden kennis te reproduceren, sluit in niets aan op de eisen die de nieuwe tijd aan de lerende stelt. De functie van docent verdwijnt. De rol van expert die op verschillende manieren kennisoverdracht faciliteert doet zijn intrede. Het eenrichtingsverkeer maakt plaats voor een dialoog. Voortbouwen op slimme ideeën van voorgangers wordt gestimuleerd en ondersteund. Sturen op reproduceren maakt plaats voor sturen op complementeren.
Het individu
is middelpunt en zelf verantwoordelijk, leert tijdens de ‘schooltijd’ ontdekken waar zijn/haar potentie zit. Ontwikkelt en groeit. Regisseert het eigen leren in vormen die logisch voortkomen uit wat het beste werkt voor hem/ haar. Leert het eigen leren te organiseren en leert het leren van een ander te faciliteren.
Ik ben benieuwd wat jullie ideeën zijn over deze (of andere) ontwikkelvlakken om de noodzakelijke transformatie van het onderwijs handen en voeten te geven. Discussieer je mee?